Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- belanghebbende heeft in juni 2013 gevraagd of HC wilde verklaren dat hij wel eens won. HC heeft daarop verklaard dat uit haar administratie niet blijkt van winstoverboekingen naar belanghebbende en dat men hooguit kon verklaren dat belanghebbende wel eens heeft gewonnen maar ook heeft verloren;
- er is een aantal verslagen van gesprekken met belanghebbende in 2011/2012. In januari 2011 heeft belanghebbende aan HC verklaard dat hij € 14.000 in de plus stond; op 2 februari 2011 en in augustus 2011 werd geconstateerd dat belanghebbende voor
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep van belanghebbende gegrond;
- verklaart het incidentele hoger beroep van de Inspecteur gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht, de proceskosten en de schadevergoeding;
- verklaart het tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur inzake de naheffingsaanslag omzetbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikking en beschikking heffingsrente;
- vermindert de naheffingsaanslag omzetbelasting tot € 23.863;
- vermindert de bij de naheffingsaanslag omzetbelasting behorende beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;
- vermindert de bij naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegde boete tot een bedrag van € 8.063;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur inzake de bij de aanslag IB/PVV gegeven boetebeschikking;
- vermindert de bij de aanslag IB/PVV opgelegde boete tot een bedrag van € 4.927;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur inzake de aanslagen IB/PVV en Zvw en de daarbij gegeven beschikkingen heffingsrente;
- laat de rechtsgevolgen van de uitspraken op bezwaar tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw en de daarbij gegeven beschikkingen heffingsrente in stand;
- veroordeelt de minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade die belanghebbende heeft geleden tot een bedrag van € 1.000;
- gelast dat de minister voor Rechtsbescherming aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 251 vergoedt;
- veroordeelt de minister voor Rechtsbescherming in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 512.