3.3.De vorderingen jegens Rabobank, door [appellant 1 c.s.] aangeduid als 3, 4 en 8 zijn in hoger beroep gewijzigd. Tegen deze vordering is geen bezwaar gemaakt door Rabobank en ook ambtshalve is er geen reden de wijziging te weigeren. Het hof zal derhalve beslissen op grond van de gewijzigde eis. Gezien de hoger beroep-dagvaarding en de memorie van grieven, vordert [appellant 1 c.s.] vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van Rabobank als eiseres in reconventie af te wijzen en de vorderingen van [appellant 1 c.s.] toe te wijzen, zoals gewijzigd in hoger beroep. Hierbij merkt het hof op dat [appellant 1 c.s.] in de nummering van zijn gewijzigde vorderingen kennelijk verwijst naar de nummering zoals vermeld in het bestreden vonnis in r.o. 3.1. De vorderingen onder 1. en 2., zoals verwoord in 3.1. van het vonnis waarvan beroep zijn gericht tegen de Staat, respectievelijk het Productschap. Het hof begrijpt dat die vorderingen in hoger beroep niet ook tegen Rabobank zijn gericht. Het hof begrijpt voorts dat [appellant 1 c.s.] de vorderingen 5, 6, 7, 9 en 10, zoals vermeld in r.o. 3.1. van het vonnis van de rechtbank, handhaaft. Gezien het voorgaande luidt de vordering van [appellant 1 c.s.] in hoger beroep aldus, waarbij de nummering met 3. begint:
3. te verklaren voor recht dat de Rabobank, jegens [appellant 1 c.s.] toerekenbaar tekort is geschoten in de op de Rabobank jegens [appellant 1 c.s.] rustende verplichtingen, althans dat de Rabobank onrechtmatig jegens [appellant 1 c.s.] heeft gehandeld, door het niet verstrekken van de financiering van € 20 miljoen, althans dat de Rabobank jegens [appellant 1 c.s.] onrechtmatig (in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid) en/of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar c.q. strijdig met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld door het afbreken van de onderhandelingen;
4. te verklaren voor recht dat de Rabobank aansprakelijk is voor de door [appellant 1 c.s.] als gevolg van dit tekortschieten en/of onrechtmatig handelen, althans naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar of strijdig met de redelijkheid en billijkheid handelen, geleden en nog te lijden schade met veroordeling van de Rabobank tot vergoeding van deze schade;
5. te bepalen dat, voor wat betreft de periode 2008 tot en met 2011, deze schade dient te
worden begroot op € 6.838.815,-- en voor elk jaar na 2011 op € 2.852.066,-- per jaar tot
de dag dat [appellant 1 c.s.] de in het rapport van [deskundigen] B.V- d.d. 31
december 2012 genoemde uitbreidingsplannen hebben gerealiseerd, althans te bepalen
dat de door [appellant 1 c.s.] geleden schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en
vereffend volgens de wet;
6. de Rabobank te veroordelen om aan [appellant 1 c.s.] ten titel van schade te
voldoen de somma van € 6.838.815,= en voor elk jaar na 2011 de somma van
€ 2.800.000= per jaar tot de dag dat [appellant 1 c.s.] de in het rapport van [deskundigen]
B.V. d.d. 31 december 2012 genoemde uitbreidingsplannen hebben
gerealiseerd, althans te bepalen dat de door [appellant 1 c.s.] geleden schade nader dient te
worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet, te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf 15 januari 2008, althans 25 januari 2010, althans 1 januari 2008;
althans 16 december 2008 tot de dag der algehele voldoening;
7. de Rabobank te veroordelen om aan [appellant 1 c.s.] te vergoeden de door [appellant 1 c.s.] gemaakte buitengerechtelijke kosten die onder meer bestaan uit de kosten van [deskundigen] ter grootte van € 26.240,25 alsmede de kosten van hun verdere adviseurs, waaronder de raadsman van [appellant 1 c.s.] , nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
8. te bepalen dat:
a. de Rabobank wordt veroordeeld tot afgifte van alle bescheiden die zich bevinden op de harde schijf die de Rabobank op grond van de vaststellingsovereenkomst d.d. 28 augustus 2017 dient te bewaren in een kluis in het aan het [adres] te [vestigingsplaats] gevestigde
filiaal, die omvatten de correspondentie, en overige documentatie met betrekking tot de stelling van eisers, dat tussen eisers en gedaagde afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de verhoging van de bestaande financiering tot 20 miljoen euro, een en ander in de periode vanaf begin 2007 tot 7 mei 2013 (datum betekening dagvaarding in eerste aanleg), althans een in goede justitie te bepalen datum;
b. althans te bepalen dat door de Rabobank aan eisers een uittreksel wordt gegeven van alle bescheiden die zich bevinden op de harde schijf die de Rabobank op grond van de vaststellingsovereenkomst d.d. 28 augustus 2017 dient te bewaren in een kluis in het
aan het [adres] te [vestigingsplaats] gevestigde filiaal, die omvatten de correspondentie, notities, en overige documentatie, met betrekking tot de stelling van eisers, dat tussen eisers en gedaagde afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de verhoging van de.
bestaande financiering tot 20 miljoen euro, een en ander in de periode vanaf begin 2007 tot
7 mei 2013, althans eind 2008;
c., althans de Rabobank te veroordelen tot het verlenen van inzage in alle bescheiden die zich bevinden op de harde schijf die de Rabobank op grond van de vaststellingsovereenkomst d.d. 28 augustus 2017 dient te bewaren in een kluis in het aan het [adres] te [vestigingsplaats] gevestigde filiaal, die omvatten de correspondentie, notities, en overige documentatie, met betrekking tot de stelling van eisers, dat tussen eisers en gedaagde afspraken zijn gemaakt
met betrekking tot de verhoging van de bestaande financiering tot 20 miljoen euro, een en ander in de periode vanaf begin 2007 tot mei 2013, althans eind 2008,
binnen een termijn van 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag, voor elke dag of gedeelte daarvan dat niet aan deze veroordeling wordt voldaan, met een maximum van € 1.000.000.-;
9. te verklaren voor recht dat de opzegging door de Rabobank van de door de Rabobank
aan [appellant 1 c.s.] verstrekte financiering middels brief van 18 juli 2012 nietig is, althans
door de rechtbank wordt vernietigd, althans dat voor recht wordt verklaard dat deze
opzegging geen rechtsgevolg heeft voor [appellant 1 c.s.] ;
10. de Rabobank te veroordelen, op straffe van een dwangsom van € 100.000,— per dag, te
rekenen vanaf een week na betekening van het in deze te wijzen vonnis, aan [appellant 1 c.s.]
ter leen te verstrekken, overeenkomstig de afspraken en condities, die tussen [appellant 1 c.s.] en de Rabobank zijn gemaakt op 6 december 2007 en zoals die door [appellant 1 c.s.] zijn
verwoord en aan de Rabobank zijn toegezonden met brief van 6 december 2007;
11. Rabobank te veroordelen in de kosten van beide instanties.
3.3.1.[appellant 1 c.s.] heeft zijn vordering jegens de Rabobank onderbouwd met de stelling dat op 6 december 2007 tussen partijen volmaakte overeenstemming is bereikt over die financiering van € 20.000.000,- en dat door na 7 december 2007 de afwerking van de gemaakte afspraken inzake de financiering van € 20.000.000,- niet voortvarend ter hand te nemen, [appellant 1 c.s.] in ernstige liquiditeitsproblemen is gekomen, zodat Rabobank toerekenbaar te kort is geschoten in haar verplichtingen, althans onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.
Aan zijn subsidiaire vordering heeft [appellant 1 c.s.] ten grondslag gelegd dat Rabobank onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door ongeoorloofde afbreking van de onderhandelingen.
Ten aanzien van de vorderingen aangaande de opzegging heeft [appellant 1 c.s.] ten grondslag gelegd dat deze in strijd met het recht zijn gedaan.
3.3.2.Rabobank heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.