ECLI:NL:GHSHE:2019:185

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
200.187.324_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in erfrechtelijke kwestie met betrekking tot de opbrengst van een 45-km wagen en spaarrekening van de erflater

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in een erfrechtelijke kwestie. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.G.J. van Kooten, heeft het hof verzocht om een uitspraak in verband met de opbrengst van een 45-km wagen en de afschriften van de spaarrekening van de erflater. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof, waarin het hof de geïntimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], had opgedragen om bepaalde bescheiden in het geding te brengen. De appellant heeft betwist dat de geïntimeerden geen informatie hebben over de 45-km wagen en heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat deze wagen op naam van de erflater stond ten tijde van zijn overlijden op 11 september 2014.

Het hof heeft vastgesteld dat de informatie uit het RDW-kentekenregister twijfels oproept over de juistheid van de door de geïntimeerden verstrekte informatie. De geïntimeerden hebben nog niet kunnen reageren op de laatste productie van de appellant. Tevens is er een complicatie ontstaan door het overlijden van [geïntimeerde 2], wat de procedure beïnvloedt. Het hof heeft overwogen dat de procedure niet geschorst is en dat de zaak voortgezet moet worden op naam van de oorspronkelijke procespartij.

In de uitspraak heeft het hof de zaak verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van de geïntimeerden, met het doel om hen in de gelegenheid te stellen te reageren op de laatste productie van de appellant. Het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden, wat betekent dat de uiteindelijke uitspraak over de kwestie van de 45-km wagen en de spaarrekening nog niet is gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.187.324/01
arrest van 22 januari 2019
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
verder: [appellant] ,
advocaat: mr. G.G.J. van Kooten te Veldhoven,
tegen:

1.[geïntimeerde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. [geïntimeerde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
verder: [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ,
advocaat: mr. A.B. Noordhof te Eindhoven,
als vervolg op de tussenarresten van dit hof van 4 april 2017, 25 juli 2017, 12 december 2017, 20 maart 2018, 5 juni 2018 en 18 september 2018 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer 4324340/rolnummer 15/8257 tussen partijen gewezen vonnis van 26 november 2015.

21.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 18 september 2018;
- de akte van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] van 16 oktober 2018 met producties;
- de antwoordakte van [appellant] van 13 november 2018 met een productie.
Partijen hebben arrest gevraagd.

22.De verdere beoordeling

22.1
Bij tussenarrest van 18 september 2018 heeft het hof [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] opgedragen bij akte in het geding te brengen:
  • bescheiden waaruit blijkt wat de opbrengst van de 45-km wagen is geweest en waar die opbrengst naar toe is gegaan;
  • alle afschriften van spaarrekening [spaarrekening] van de erflater vanaf 11 september 2009 tot heden dan wel tot het moment van de eventuele opheffing ervan.
22.2
Naar aanleiding hiervan hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] laten weten dat zij geen informatie hebben over de 45-km wagen. De afschriften van spaarrekening [spaarrekening] van de erflater hebben zij overgelegd, alsmede de aangifte IB 2013 die op 14 juni 2018 aan [appellant] is verstrekt.
22.3
In zijn antwoordakte heeft [appellant] met betrekking tot de overgelegde afschriften geen bezwaren kenbaar gemaakt. Met betrekking tot de 45-km wagen heeft [appellant] de mededeling van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] bestreden. Hij heeft hierbij informatie uit het RDW-kentekenregister van 26 oktober 2018 overgelegd waaruit blijkt dat van 10 augustus 2012 tot 30 oktober 2014 een AIXAM K2 diesel met kenteken [kenteken] geregistreerd is geweest op naam van erflater [erflater] . [appellant] leidt hieruit af dat deze 45-km wagen ten tijde van het overlijden van erflater op 11 september 2014 op diens naam geregistreerd stond en na diens overlijden is verkocht. Volgens [appellant] kan dat alleen door [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn gedaan.
22.4
De informatie uit het RDW-kentekenregister doet twijfel rijzen over de juistheid van de door [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] op dit resterende punt verstrekte informatie. Zij hebben nog niet kunnen reageren op deze laatste productie. Het hof zal hen daartoe in de gelegenheid stellen.
22.5
In zijn antwoordakte vermeldt [appellant] dat hij van de procesadvocaat van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] heeft vernomen dat [geïntimeerde 2] is overleden. Volgens [appellant] is er geen aanleiding de procedure van artikel 225 Rv te volgen en zal het na de aktewisseling te wijzen arrest hebben te gelden jegens [geïntimeerde 1] en de rechtsopvolgers onder algemene titel van [geïntimeerde 2] .
22.6
Het hof overweegt hierover het volgende. Na het overlijden van een partij kan de procedure op grond van het bepaalde in artikel 225 Rv worden geschorst. Het hof constateert dat in dit geval geen verzoek tot schorsing is gedaan. Dat betekent dat het geding niet is geschorst en dat moet worden voortgeprocedeerd op naam van de oorspronkelijke procespartij, en niet op naam van rechtsopvolgers.
22.7
Het hof stelt vast dat de kwestie van de 45-km wagen de laatste kwestie die in dit hoger beroep beslist dient te worden. De overige kwesties zijn afgehandeld dan wel komen in ander verband aan de orde (mvg 81 en pleitnota [appellant] 17 juli 2018). Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

23.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 19 februari 2019 voor akte aan de zijde van geïntimeerden met (uitsluitend) het hiervoor onder 22.4 vermelde doel (waarna antwoordakte);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, I.B.N. Keizer en M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 januari 2019.
griffier rolraadsheer