In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een erfrechtelijke kwestie. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S.R. Baetens, heeft het hof verzocht om arrest na een tussenarrest van 4 april 2017. De geïntimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], vertegenwoordigd door mr. A.B. Noordhof, hebben in hun akte van 2 mei 2017 verschillende stukken overgelegd, waaronder aangiften en aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2013 en 2014, alsook rekeningafschriften van een bankrekening die relevant zijn voor de zaak.
Het hof heeft in het tussenarrest van 4 april 2017 de geïntimeerden in de gelegenheid gesteld om aanvullende bewijsstukken te overleggen. De appellant heeft in zijn antwoordakte van 30 mei 2017 bezwaar gemaakt tegen het ontbreken van bepaalde stukken en heeft opgemerkt dat de rekeningafschriften niet volledig zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerden niet voldoende hebben voldaan aan de verzoeken uit het tussenarrest en hen opnieuw de kans gegeven om de ontbrekende stukken over te leggen.
De uitspraak van het hof op 25 juli 2017 houdt in dat de zaak naar de rol van 22 augustus 2017 wordt verwezen voor akte aan de zijde van de geïntimeerden, waarbij zij de ontbrekende stukken moeten overleggen. Het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden tot dat moment.