ECLI:NL:GHSHE:2017:3335

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
200.187.324_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in erfrechtelijke kwestie met tussenarrest en bewijslevering

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een erfrechtelijke kwestie. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S.R. Baetens, heeft het hof verzocht om arrest na een tussenarrest van 4 april 2017. De geïntimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], vertegenwoordigd door mr. A.B. Noordhof, hebben in hun akte van 2 mei 2017 verschillende stukken overgelegd, waaronder aangiften en aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2013 en 2014, alsook rekeningafschriften van een bankrekening die relevant zijn voor de zaak.

Het hof heeft in het tussenarrest van 4 april 2017 de geïntimeerden in de gelegenheid gesteld om aanvullende bewijsstukken te overleggen. De appellant heeft in zijn antwoordakte van 30 mei 2017 bezwaar gemaakt tegen het ontbreken van bepaalde stukken en heeft opgemerkt dat de rekeningafschriften niet volledig zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerden niet voldoende hebben voldaan aan de verzoeken uit het tussenarrest en hen opnieuw de kans gegeven om de ontbrekende stukken over te leggen.

De uitspraak van het hof op 25 juli 2017 houdt in dat de zaak naar de rol van 22 augustus 2017 wordt verwezen voor akte aan de zijde van de geïntimeerden, waarbij zij de ontbrekende stukken moeten overleggen. Het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden tot dat moment.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.187.324/01
arrest van 25 juli 2017
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
verder: [appellant] ,
advocaat: mr. S.R. Baetens te Veldhoven,
tegen:

1.[geïntimeerde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. [geïntimeerde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
verder: [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ,
advocaat: mr. A.B. Noordhof te Eindhoven,
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 4 april 2017 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer 4324340/rolnummer 15/8257 tussen partijen gewezen vonnis van 26 november 2015.

6.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 4 april 2017;
  • de akte van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] van 2 mei 2017 met producties;
  • de antwoordakte van [appellant] van 30 mei 2017 met producties.
Partijen hebben arrest gevraagd.

7.De verdere beoordeling

7.1
Bij tussenarrest van 4 april 2017 heeft het hof [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de gelegenheid gesteld om in het geding te brengen:
  • de aangiften en aanslagen IB over 2013 en 2014;
  • een overzicht van de mutaties op bankrekening [bankrekening] vanaf 11 september 2009 tot en met de opheffing ervan,
en de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] . [appellant] zou daarop bij antwoordakte kunnen reageren.
7.2
Naar aanleiding hiervan hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] de volgende stukken overgelegd:
  • de aangifte over 2014 en de aanslagen over 2013 en 2014;
  • de rekeningafschriften van bankrekening [bankrekening] van 1 maart 2011 tot en met 31 maart 2017.
In hun akte vermelden [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] dat de rekeningafschriften vanaf 11 september 2009 tot 1 maart 2011 niet in hun bezit zijn.
7.3
In zijn antwoordakte merkt [appellant] op dat de aangifte IB over 2013 ontbreekt en dat blad 001 van het rekeningafschrift van 31 juli 2012 (volgnummer 8) ontbreekt. Verder maakt [appellant] er bezwaar tegen dat over het ontbreken van de rekeningafschriften vanaf 11 september 2009 tot 1 maart 2011 alleen wordt gemeld dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] deze niet in hun bezit hebben, terwijl nu uit de overgelegde rekeningafschriften blijkt dat de rekening niet alleen op naam van de vader van partijen stond maar een en/of-rekening van hem en [geïntimeerde 1] was.
7.4
Dit commentaar van [appellant] snijdt hout. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben in onvoldoende mate voldaan aan het tussenarrest van 4 april 2017 en daarvoor ook geen aannemelijke verklaring gegeven. Het hof zal hen - opnieuw - in de gelegenheid stellen volledig aan het tussenarrest van 4 april 2017 te voldoen door de ontbrekende stukken alsnog over te leggen. Het gaat hierbij om de volgende stukken:
  • de aangifte IB over 2013;
  • blad 001 van het rekeningafschrift van 31 juli 2012 (volgnummer 8);
  • de rekeningafschriften vanaf 11 september 2009 tot 1 maart 2011.
[appellant] zal hierop wederom bij antwoordakte kunnen reageren.
7.5
In zijn antwoordakte van 30 mei 2017 is [appellant] niet alleen ingegaan op de overgelegde stukken maar ook op een aantal andere onderwerpen. Daarvoor was de aktewisseling niet bestemd, zoals het hof in het tussenarrest van 4 april 2017 uitdrukkelijk heeft vermeld (slotzin r.o. 4.8). Het hof laat al hetgeen [appellant] over die andere kwesties naar voren heeft gebracht dan ook buiten beschouwing. Ook voor de aktewisseling naar aanleiding van dit tweede tussenarrest geldt dat deze niet voor enig ander doel is bestemd.
7.6
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

8.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 22 augustus 2017 voor akte aan de zijde van geïntimeerden met het hiervoor onder 7.4 vermelde doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, W.H.B. den Hartog Jager en M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 juli 2017.
griffier rolraadsheer