In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, betreft het een hoger beroep in een erfrechtelijke kwestie. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.G.J. van Kooten, heeft het hof verzocht om arrest na eerdere tussenarresten van 4 april 2017, 25 juli 2017 en 12 december 2017. De geïntimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], vertegenwoordigd door mr. A.B. Noordhof, hebben niet volledig voldaan aan de eisen die in het tussenarrest van 4 april 2017 zijn gesteld. Het hof heeft hen opgedragen om alsnog de ontbrekende stukken, waaronder de aangifte IB over 2013 en rekeningafschriften, te overleggen. De appellant heeft in zijn antwoordakte opgemerkt dat de overgelegde stukken niet volledig zijn, maar het hof heeft geoordeeld dat dit geen gevolgen heeft voor de procedure. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van de appellant, waarbij hij de gelegenheid krijgt om inhoudelijke opmerkingen te maken over de overgelegde stukken. De uitspraak van het hof is gedaan op 20 maart 2018, waarbij het hof iedere verdere beslissing aanhoudt en de zaak naar de rol van 3 april 2018 verwijst voor verdere behandeling.