ECLI:NL:GHSHE:2019:1697

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
200.187.324_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake erfrecht met betrekking tot de verkoop van een 45-km wagen en de gevolgen van het overlijden van een procespartij

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een erfrechtskwestie. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.G.J. van Kooten, heeft de zaak aangespannen tegen twee geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. A.B. Noordhof. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof, waarin verschillende aspecten van de zaak zijn behandeld, waaronder de verkoop van een 45-km wagen en de gevolgen van het overlijden van een van de geïntimeerden.

De procedure is gestart naar aanleiding van een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 26 november 2015 is gewezen. In het tussenarrest van 22 januari 2019 is het hof ingegaan op het overlijden van de tweede geïntimeerde en de gevolgen daarvan voor de procedure. Het hof heeft besloten om voort te procederen op naam van de oorspronkelijke procespartij, zonder rechtsopvolgers.

De appellant heeft in zijn antwoordakte producties overgelegd die volgens hem aantonen dat de 45-km wagen op 30 oktober 2014 is verkocht en dat er onduidelijkheid bestaat over de opbrengst van deze verkoop. De geïntimeerden hebben aangegeven niet op de hoogte te zijn van de verkoop en de opbrengst. Het hof heeft de geïntimeerden in de gelegenheid gesteld om te reageren op de nieuwe informatie die door de appellant is overgelegd, en heeft iedere verdere beslissing aangehouden. De zaak is verwezen naar de rol van 4 juni 2019 voor een akte aan de zijde van de geïntimeerden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.187.324/01
arrest van 7 mei 2019
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
verder: [appellant] ,
advocaat: mr. G.G.J. van Kooten te Veldhoven,
tegen:

1.[geïntimeerde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. [geïntimeerde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
verder: [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ,
advocaat: mr. A.B. Noordhof te Eindhoven,
als vervolg op de tussenarresten van dit hof van 4 april 2017, 25 juli 2017, 12 december 2017, 20 maart 2018, 5 juni 2018 en 18 september 2018 en 22 januari 2019 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer 4324340/rolnummer 15/8257 tussen partijen gewezen vonnis van 26 november 2015.

24.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 22 januari 2019;
- de akte van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] van 19 februari 2019;
- de antwoordakte van [appellant] van 19 maart 2019 met producties en eiswijziging.
Partijen hebben arrest gevraagd.

25.De verdere beoordeling

25.1
Zoals vermeld in het tussenarrest van 22 januari 2019 (r.o. 22.7) is in verband met het overlijden van [geïntimeerde 2] geen verzoek tot schorsing is gedaan, zodat wordt voortgeprocedeerd op naam van de oorspronkelijke procespartij, en niet op naam van rechtsopvolgers.
25.2
Bij tussenarrest van 22 januari 2019 heeft het hof [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de gelegenheid gesteld te reageren op de door [appellant] overgelegde informatie uit het RDW-kentekenregister over de 45-km wagen. Naar aanleiding hiervan hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] laten weten niet op de hoogte te zijn van de 45-km wagen en de verkoop ervan en niet te weten wat er met de eventuele opbrengst is gebeurd.
25.3
In zijn antwoordakte heeft [appellant] enkele producties overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat de 45-km wagen op 30 oktober 2014 door de heer [koper] is gekocht en dat van de koopprijs van € 3.900,= een bedrag van € 100,= contant is betaald en het restant, € 3.800,= overgemaakt op de rekening van [geïntimeerde 2] . Zowel [geïntimeerde 2] en diens zoon als [geïntimeerde 1] zijn persoonlijk bij de verkoop betrokken geweest, aldus [appellant] . Uit deze producties blijkt volgens hem dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] leugenachtige verklaringen hebben afgelegd. In verband hiermee vermeerdert [appellant] zijn eis door een volledige proceskostenveroordeling van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] te verlangen.
25.4
De producties waar [appellant] zich thans op beroept dateren van na het laatste tussenarrest zodat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] er niet op hebben kunnen reageren. Het hof zal hen hiertoe in de gelegenheid stellen, waarbij zij desgewenst tevens kunnen reageren op de eisvermeerdering van [appellant] . Voor enig ander doel is deze akte niet bestemd; verdere producties dienen achterwege te blijven. Van [appellant] wordt geen antwoordakte verwacht.
25.6
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

26.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 4 juni 2019 voor akte aan de zijde van geïntimeerden met het hiervoor onder 25.4 vermelde doel (
geenantwoordakte appellant);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, I.B.N. Keizer en M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 mei 2019.
griffier rolraadsheer