In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een erfrechtelijke kwestie. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.G.J. van Kooten, heeft de zaak aangespannen tegen twee geïntimeerden, die worden bijgestaan door mr. A.B. Noordhof. De procedure is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof, waarin de appellant verzocht om de verstrekking van bepaalde financiële bescheiden die relevant zijn voor de afhandeling van de nalatenschap. De appellant heeft in zijn pleitnota aangegeven dat hij de aangifte inkomstenbelasting over 2013 op 14 juni 2018 heeft ontvangen, maar dat de benodigde documenten van de geïntimeerden nog niet zijn overgelegd. Het hof heeft in eerdere arresten bepaald dat de geïntimeerden verplicht zijn om de ontbrekende aangiften en bankafschriften te overleggen. Tijdens de zitting op 17 juli 2018 is het schriftelijk pleidooi gehouden, waarbij de appellant zijn standpunten heeft toegelicht en de noodzaak van de gevraagde documenten heeft onderbouwd. Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerden inmiddels aan enkele van de verzoeken hebben voldaan, maar dat er nog steeds belangrijke documenten ontbreken, waaronder afschriften van een spaarrekening en bewijsstukken met betrekking tot de verkoop van een 45-km wagen. Het hof heeft de geïntimeerden opgedragen om deze bescheiden bij akte in het geding te brengen, zodat de appellant hierop kan reageren. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 16 oktober 2018.