Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
f150.000 en negatief
f1,48. Het saldo op de rekeningen bedroeg derhalve in totaal
f149.998,52 en is aan te merken als een aanzienlijk saldo.
f4.500 per jaar, zelfs na aftrek van de volledige rentevrijstelling meer dan 75% van de rente in alle in geschil zijnde jaren tot belastingheffing leidt.
f100.000 of meer positief was en (b) in de jaren 1995 tot en met 1998 ten minste even groot was als de belastingvrije som. Gelet op de aanwezigheid van een (vrijwel) geheel schuldenvrij pand kan volgens de Inspecteur worden aangenomen dat ook in voorgaande jaren het bekende vermogen ongeveer van vergelijkbare omvang is geweest als blijkt uit de aangifte IB/PVV 1995. Ten slotte heeft de Inspecteur gesteld dat over alle in geschil zijnde jaren over het minimaal in het buitenland aangehouden vermogen altijd belasting verschuldigd was; immers, zo stelt de Inspecteur, het minimaal in het buitenland aangehouden saldo is groter dan de voor belanghebbende geldende belastingvrije som.
f4.500 per jaar, zelfs na aftrek van de volledige rentevrijstelling meer dan 75% van de rente in alle in geschil zijnde jaren tot belastingheffing leidt, heeft de Inspecteur naar het oordeel van het Hof aannemelijk gemaakt dat de resterende ruimte van de rentevrijstelling voor de jaren 1993 tot en met 2000 niet toereikend is voor de rente waarvan kan worden aangenomen dat die is ontvangen op de KB-Lux-rekeningen (
f4.500).
5.Beslissing
vernietigtde uitspraken op bezwaar betreffende de bij de navorderingsaanslagen in de IB/PVV voor de jaren 1991 tot en met 1997 behorende kwijtscheldingsbesluiten;
vernietigtde uitspraken op bezwaar betreffende de bij de navorderingsaanslagen in de IB/PVV voor de jaren 1998 tot en met 2000 behorende boetebeschikkingen;
vernietigtde verhogingen voor de jaren 1991 en 1992;
scheldtde verhogingen voor de jaren 1993 tot en met 1997 gedeeltelijk kwijt, in die zin dat de verhogingen na kwijtschelding 64% van de onherroepelijk vaststaande navorderingsaanslagen IB/PVV bedragen;
vermindertde boeten voor de jaren 1998 tot en met 2000 tot 64% van de belasting- en premiebedragen zoals die overeenkomstig de vermindering zoals beslist door Gerechtshof Amsterdam zijn komen te luiden; en
veroordeeltde Inspecteur in de kosten van de gedingen bij het Hof en bij Gerechtshof ’s‑Gravenhage aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 1.278,37.
vernietigtde uitspraken op bezwaar betreffende de bij de navorderingsaanslagen in de VB voor de jaren 1992 tot en met 1997 behorende kwijtscheldingsbesluiten;
vernietigtde uitspraken op bezwaar betreffende de bij de navorderingsaanslagen in de VB voor de jaren 1998 tot en met 2000 behorende boetebeschikkingen;
vernietigtde verhogingen voor de jaren 1992 en 1993;
scheldtde verhogingen voor de jaren 1994 tot en met 1997 gedeeltelijk kwijt, in die zin dat de verhogingen na kwijtschelding 64% van de onherroepelijk vaststaande navorderingsaanslagen VB bedragen;
vermindertde boeten voor de jaren 1998 tot en met 2000 tot 64% van de belastingbedragen zoals die overeenkomstig de vermindering zoals beslist door Gerechtshof Amsterdam zijn komen te luiden; en
veroordeeltde Inspecteur in de kosten van de gedingen bij het Hof en bij Gerechtshof ’s‑Gravenhage aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 1.278,37.