ECLI:NL:HR:2004:AL7045
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- A.G. Pos
- G.J. Zuurmond
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over cumulatieve boetebepalingen bij niet-tijdige aangifte inkomstenbelasting en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering
In deze zaak gaat het om de vraag of de Staatssecretaris van Financiën terecht boetes heeft opgelegd aan belanghebbende voor het niet tijdig indienen van aangiften voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAZ) voor het jaar 1998. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslagen zijn aan belanghebbende boetes opgelegd van respectievelijk ƒ 1250 en ƒ 250. Na bezwaar zijn deze boetes door de Inspecteur gehandhaafd, maar het Hof heeft de boetes verlaagd tot ƒ 125 voor beide aanslagen. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat de Inspecteur bij het opleggen van boetes rekening moet houden met het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Dit beginsel houdt in dat de opgelegde boete niet onevenredig mag zijn in verhouding tot de ernst van de gedraging. In dit geval heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het opleggen van meerdere boetes voor het niet tijdig indienen van één aangiftebiljet niet is toegestaan, omdat dit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en stelt dat er slechts één boete kan worden opgelegd voor het niet tijdig indienen van de aangifte, ongeacht het aantal belastingen of premies waarvoor aangifte moet worden gedaan.
De Hoge Raad verklaart het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelt hem in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 805. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor de belastingautoriteiten om bij het opleggen van boetes zorgvuldig om te gaan met de omstandigheden van de belastingplichtige en de aard van de verzuimen.