ECLI:NL:HR:2011:BU6515
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting en boetebeschikkingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting voor de jaren 1992 tot en met 2000. De belanghebbende, aangeduid als X te Z, had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen die waren opgelegd door de Inspecteur, met een verhoging van honderd procent van de nagevorderde belasting en heffingsrente. De Inspecteur had de navorderingsaanslagen en de daarbij genomen beschikkingen na bezwaar gehandhaafd. Het Gerechtshof te Amsterdam had de beroepen van de belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslagen, boeten en heffingsrente verminderd, waarbij gedeeltelijke kwijtschelding van de verhogingen was verleend.
Tegen deze uitspraak heeft de belanghebbende beroep in cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft ook beroep in cassatie ingesteld, maar dit beroep later ingetrokken. De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat het Hof de beoordeling van de boeten niet correct heeft uitgevoerd, met name in het licht van eerdere uitspraken van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd, uitsluitend wat betreft de verhogingen voor de jaren 1992 tot en met 1998 en de opgelegde boeten voor de jaren 1999 en 2000. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad bepaald dat de Staat het griffierecht van € 112 aan de belanghebbende moet vergoeden en dat de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten van de belanghebbende wordt veroordeeld. Het verzoek van de belanghebbende om vergoeding van kosten in verband met het ingetrokken beroep van de Staatssecretaris is afgewezen. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de beoordeling van boeten in belastingzaken.