ECLI:NL:HR:2011:BU6501
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen en boeten in de inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 1991 tot en met 2000. De belanghebbende, aangeduid als X, had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen die waren opgelegd door de Inspecteur, welke waren vergezeld van een verhoging van honderd procent en heffingsrente. De Inspecteur had de navorderingsaanslagen en de daarbij genomen beschikkingen na bezwaar gehandhaafd. Het Gerechtshof te Amsterdam had de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslagen, boeten en heffingsrente verminderd, waarbij gedeeltelijke kwijtschelding van de verhogingen was verleend.
Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft ook beroep in cassatie ingesteld, maar dit beroep later ingetrokken. De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat het Hof in zijn uitspraak niet voldoende rekening heeft gehouden met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, met name met betrekking tot de beoordeling van de opgelegde boeten. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd, uitsluitend wat betreft de verhogingen voor de jaren 1991 tot en met 1997 en de opgelegde boeten voor de jaren 1998 tot en met 2000.
De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing, waarbij het Hof moet beoordelen in hoeverre de Inspecteur het bewijs heeft geleverd dat belanghebbende de feiten heeft begaan die tot de boetes hebben geleid. Tevens heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende in de cassatieprocedure. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 2 december 2011.