Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft het volgende overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
1. Na sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank op 16, 17 en 20 maart 2023 (2x) nadere stukken van Bartels ontvangen. In die stukken zit vier keer dezelfde brief van Bartels , met dagtekening 14 maart 2023, waarin Bartels heeft verzocht om heropening van het onderzoek. Bartels heeft in die brief verder verzocht om de bijlagen behorende bij zijn zogenoemde pinpointbrief van 17 februari 2023 alsmede andere formele procestukken in te mogen brengen. Bartels heeft de bijlagen van zijn pinpointbrief in één van zijn brieven van 20 maart 2023 gevoegd. In de andere brief van 20 maart 2023 heeft Bartels diverse bijlagen - zoals griffierechtnota’s, machtigingen en bewijsstukken van bij diverse eisers opgevraagde machtigingen (onder meer van eiser) - gevoegd.
2. De rechtbank ziet geen aanleiding om het onderzoek te heropenen, nu de gemachtigde in zijn stukken geen nieuwe informatie naar voren heeft gebracht die voor de beoordeling van het onderhavige geschil relevant kan zijn. De rechtbank heeft deze stukken dan ook voor haar uitspraak buiten beschouwing gelaten.
3. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging overleggen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
4. Bartels heeft op 21 februari 2022 namens eiser beroep ingesteld tegen bovengenoemde uitspraak op bezwaar van verweerder. De rechtbank heeft bij aangetekende verzonden brief van 23 februari 2022 (de herstelverzuimbrief) Bartels verzocht om binnen vier weken een schriftelijke machtiging te overleggen, waaruit blijkt dat hij gemachtigd is beroep in te stellen namens eiser. Daarbij is Bartels erop gewezen dat bij het niet indienen van dit stuk het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Uit informatie van PostNL blijkt dat de herstelverzuimbrief op 24 februari 2022 is afgehaald bij een PostNL punt.
5. De rechtbank heeft tot vóór de zitting van 14 maart 2023 geen machtiging van Bartels ontvangen.
6. Het vorenstaande brengt mee dat Bartels niet tijdig het verzuim heeft hersteld. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een machtiging.
7. Hetgeen Bartels ter zitting omtrent de machtiging heeft aangevoerd, kan aan voormeld oordeel niet afdoen. Het aanbod van Bartels ter zitting om alsnog de machtiging ter zitting te overleggen, acht de rechtbank, gelet op de geboden mogelijkheid om het geconstateerde verzuim te herstellen, te laat en in strijd met de goede procesorde. De omstandigheid dat de rechtbank Bartels in een andere, ook op de zitting van 14 maart 2023, behandelde zaak in de gelegenheid heeft gesteld om in die zaak uiterlijk op de zitting een machtiging te overleggen, maakt dit niet anders, nu dit een andere situatie betreft. In de onderhavige zaak heeft Bartels geen machtiging overgelegd, terwijl de rechtbank in die andere zaak abusievelijk niet heeft onderkend dat de door Bartels overgelegde machtiging niet zag op de desbetreffende belanghebbende. De rechtbank heeft daarom in die zaak aan Bartels verzocht om een (juiste) machtiging van die belanghebbende te overleggen. Ook de stelling van Bartels dat hij in de week vóór de zitting nog een machtiging naar de rechtbank heeft gestuurd, faalt. Voor zover al van de juistheid van die stelling kan worden uitgegaan, heeft Bartels daarmee niet aannemelijk gemaakt dat hij tijdig - binnen de door de rechtbank in de herstelverzuimbrief gestelde termijn - een machtiging heeft overgelegd.
8. Bartels heeft, gelet op de van PostNL verkregen informatie, evenmin aannemelijk gemaakt dat hij de herstelverzuimbrief niet heeft ontvangen. Niet in geschil is dat de herstelverzuimbrief naar het juiste adres van Bartels is verzonden. Uit de van PostNL verkregen informatie, het zogenoemde Track & Trace document, blijkt verder dat de herstelverzuimbrief op 24 februari 2022 om 07.37 is afgehaald bij een PostNL punt. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze door PostNL verstrekte informatie te twijfelen. Dat Bartels ter zitting heeft gesteld dat dat de handtekening/paraaf op het Track & Trace document niet van hem is en dat het PostNL punt om 07.37 uur nog niet open is, wat ook van die stellingen zij, maakt dit niet anders. Aldus dient het er voor te worden gehouden dat de herstelverzuimbrief is opgehaald, zodat Bartels wordt geacht van de herstelverzuimbrief op de hoogte te zijn geweest.
9. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is en er nog geen anderhalf jaar is verstreken na het instellen van beroep en het doen van deze uitspraak, hoeft de rechtbank geen uitspraak te doen op het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.[1]
10. Het verzoek van eiser om vrijstelling van het griffierecht wijst de rechtbank af. Eiser heeft, ook na afwijzing van het zogenoemde bobog-verzoek en betaling van het griffierecht, geen inkomens- en vermogensgegevens op dit punt verstrekt.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
[1] vgl. Hoge Raad 2 december 2016, ECLI:NL:HR 2016:2712 en Hoge Raad 4 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:42”