ECLI:NL:CRVB:2013:CA3568
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering en niet-ontvankelijkheid bezwaar door gebrek aan machtiging
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante, die op 1 september 2011 inging. Appellante had bezwaar aangetekend tegen deze intrekking, maar het bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat zij de Landelijke Belangen Vereniging (LBV) niet had gemachtigd om namens haar op te treden. De LBV, vertegenwoordigd door mr. R. Wiche, diende op 22 november 2011 een bezwaarschrift in, maar dit was niet voorzien van een door appellante ondertekende machtiging. Het college van burgemeester en wethouders van Dirksland heeft mr. Wiche in een brief van 26 januari 2012 in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen, maar dit is niet gebeurd binnen de gestelde termijn.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van het ontbreken van de machtiging en dat zij niet begrijpt waarom haar bijstandsuitkering is beëindigd. De Raad overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging kan verlangen. Het college heeft terecht gesteld dat mr. Wiche geen advocaat is en dat appellante zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van de machtiging.
De Raad concludeert dat het college bevoegd was om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het verzuim niet binnen de gestelde termijn is hersteld. De stelling van appellante dat zij niet wist dat haar gemachtigde geen machtiging had overgelegd, wordt verworpen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat appellante op de hoogte was van de situatie en zelf actie had kunnen ondernemen om het verzuim te herstellen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.