In deze zaak heeft verzoekster, een belastingplichtige, op 13 december 2023 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. I. Reijngoud, mr. F.G.F. Peters en mr. T.A. de Hek, die betrokken waren bij haar belastingprocedure tegen de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. Verzoekster had eerder verzocht om een openbare zitting, maar dit verzoek werd afgewezen. Tijdens de zitting op 13 december 2023 heeft verzoekster schriftelijk haar wrakingsverzoek ingediend, waarbij zij stelde dat de rechters in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) hebben gehandeld door niet te bevestigen dat zij in overeenstemming met internationale verdragen zouden oordelen. De rechters hebben in hun schriftelijke reactie aangegeven dat zij niet berusten in het wrakingsverzoek en dat er geen sprake is van vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft de zaak op 2 februari 2024 beoordeeld. De wrakingsgronden van verzoekster zijn onder andere dat de rechters de door haar geformuleerde vragen niet hebben beantwoord en dat de afwijzing van het verzoek om een openbare zitting in strijd is met het EVRM. De wrakingskamer oordeelt dat de enkele omstandigheid dat een rechter in een eerdere procedure een beslissing in het nadeel van een partij heeft genomen, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft uiteindelijk het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er onvoldoende grond was om aan te nemen dat de rechters niet onpartijdig konden beslissen.
De beslissing is genomen door de meervoudige kamer op 2 februari 2024, waarbij de griffier mr. A.T.J. Schnitzeler aanwezig was. De beslissing wordt aan alle betrokken partijen toegezonden.