Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
- verzoekster;
- de wederpartij in de hoofdzaak;
- de rechter.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 30 september 2022 uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, dat betrekking had op de rechter mr. M.E. Kiers. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 13 september 2022, vijf weken nadat de wrakingsgronden aan verzoekster bekend waren geworden. De rechtbank oordeelde dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het te laat was ingediend en verzoekster geen goede verklaring had gegeven voor de late indiening. De procedure begon met een mondelinge behandeling op 8 augustus 2022, waar verzoekster stelde dat het handelen van de rechter tijdens deze zitting de aanleiding vormde voor haar wrakingsverzoek. De rechtbank benadrukte dat een wrakingsverzoek onmiddellijk moet worden ingediend zodra de omstandigheden die aanleiding geven tot wraking bekend zijn, om onnodige vertraging in de rechtspleging te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat verzoekster niet tijdig had gereageerd op de omstandigheden die haar tot het wrakingsverzoek hadden gebracht, en dat haar verklaring over de onwetendheid van de mogelijkheid om na de zitting te wraken niet volstond. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk en bepaalde dat de behandeling van de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.