ECLI:NL:RBDHA:2022:12770

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
C/09/635360 / KG RK 22-1158
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een rechter wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 30 september 2022 uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, dat betrekking had op de rechter mr. M.E. Kiers. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 13 september 2022, vijf weken nadat de wrakingsgronden aan verzoekster bekend waren geworden. De rechtbank oordeelde dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het te laat was ingediend en verzoekster geen goede verklaring had gegeven voor de late indiening. De procedure begon met een mondelinge behandeling op 8 augustus 2022, waar verzoekster stelde dat het handelen van de rechter tijdens deze zitting de aanleiding vormde voor haar wrakingsverzoek. De rechtbank benadrukte dat een wrakingsverzoek onmiddellijk moet worden ingediend zodra de omstandigheden die aanleiding geven tot wraking bekend zijn, om onnodige vertraging in de rechtspleging te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat verzoekster niet tijdig had gereageerd op de omstandigheden die haar tot het wrakingsverzoek hadden gebracht, en dat haar verklaring over de onwetendheid van de mogelijkheid om na de zitting te wraken niet volstond. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk en bepaalde dat de behandeling van de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/58
zaak- /rekestnummer: C/09/635360 / KG RK 22-1158
Beslissing van 30 september 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde: [gemachtigde] te Enschede
strekkende tot de wraking van
mr. M.E. Kiers,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 13 september 2022, ingekomen ter griffie van de wrakingskamer op 19 september 2022.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 21/2362 tussen verzoekster en de heffingsambtenaar van de belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
3.3.
In de hoofdzaak heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 8 augustus 2022. Verzoekster stelt in haar wrakingsverzoek dat het handelen van de rechter tijdens die zitting de reden is voor het wrakingsverzoek. Zij stelt verder dat zij aan het einde van die zitting zo stomverbaasd was door het handelen van de rechter, dat zij niet direct op het idee kwam om haar te wraken. Verzoekster dacht dat zij uiterlijk op de zitting had moeten wraken en schrijft in haar wrakingsverzoek dat zij er recent achter is gekomen dat ook na de zitting nog een wrakingsverzoek kan worden ingediend, zolang er nog geen uitspraak is gedaan.
3.4.
De door verzoekster aangevoerde redenen om het wrakingsverzoek in te dienen zijn aan haar tijdens de zitting op 8 augustus 2022 bekend geworden. Het wrakingsverzoek is ingediend op 13 september 2022 en op die datum door team bestuursrecht van deze rechtbank ontvangen. Daarmee is het verzoek ingediend vijf weken nadat de wrakingsgronden aan verzoekster bekend zijn geworden. Gelet op het uitgangspunt dat wrakingsgronden moeten worden aangevoerd zodra deze bekend zijn geworden, is het verzoek daarmee te laat ingediend en kan verzoekster niet worden ontvangen in het wrakingsverzoek. De door verzoekster in het wrakingsverzoek gegeven verklaring voor het tijdsverloop leidt niet tot een ander oordeel. Weliswaar mag ook na de zitting nog een wrakingsverzoek worden ingediend, maar dit dient – als de wrakingsgronden zijn gelegen in ter zitting bekend geworden omstandigheden – zeer kort na de zitting te gebeuren. Dat is niet gebeurd. Ook de omstandigheid dat verzoekster niet wist dat ze ook na de zitting nog kon wraken, baat haar niet. Het had dan op haar weg gelegen een en ander hierover op een eerder moment uit te zoeken.
3.5.
Het wrakingsverzoek is (kennelijk) niet-ontvankelijk. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
  • verzoekster;
  • de wederpartij in de hoofdzaak;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en J. Brandt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.