Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 15 oktober 2024
[X] te [Z] , belanghebbende,
de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de Heffingsambtenaar,
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid), de Minister,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Vooraf
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze ziet op de beslissing in de zaak BK-23/1122 (ROT 22/1270) over de hoogte van de vergoeding van immateriële schade;
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige;
- veroordeelt de Heffingsambtenaar tot een aanvullende vergoeding van de aan de bezwaarfase toerekenbare immateriële schade, vastgesteld op € 378;
- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van de aan de beroepsfase toerekenbare aanvullende immateriële schade, vastgesteld op € 72;
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de helft van de proceskosten aan de zijde van belanghebbende tot een bedrag van € 437,50, dus € 218,75;
- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) in de helft van de proceskosten aan de zijde van belanghebbende tot een bedrag van € 437,50, dus € 218,75;
- gelast de Heffingsambtenaar de helft van het betaalde griffierecht van € 136 te vergoeden, dus € 68; en
- gelast de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) de helft van het betaalde griffierecht van € 136 te vergoeden, dus € 68.