6.1.De rechtbank overweegt dat de onroerende zaak in de bezwaarfase modelmatig is gewaardeerd. Overigens staat het verweerder vrij de waarde te bepalen en te onderbouwen op de manier zoals hij dat wil. De rechtbank beoordeelt de aangedragen bewijsmiddelen, waarbij de uiteindelijke toets is of de waarde niet te hoog is vastgesteld. Verweerder heeft dan ook niet in strijd met het verbod van willekeur of het vertrouwensbeginsel gehandeld.
7. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de onroerende zaak bepaald op de waarde die eraan moet worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom ervan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet WOZ blijkt dat de WOZ-waarde gelijk dient te zijn aan de prijs die de meest biedende koper betaalt na de meest geschikte voorbereiding.
8. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld. Hiertoe legt hij een taxatierapport over van 21 juli 2022 van [naam taxateur] en de daarin opgenomen matrix. Verweerder onderbouwt de waarde met de verkoopcijfers van vier vergelijkingsobjecten, [adres 4] , [adres 5] , [adres 6] en [adres 7] .
9. De in het taxatierapport opgenomen vergelijkingsobjecten zijn bruikbaar bij de waardering, omdat deze op de belangrijkste waardebepalende kenmerken, zoals ligging, type, bouwjaar, gebruiksoppervlakte, perceeloppervlakte, kwaliteit, onderhoudstoestand, uitstraling, doelmatigheid en voorzieningen goed vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak.
10. Eiser voert aan dat verweerder de aanbouw van de vergelijkingsobjecten [adres 4] , [adres 5] en [adres 7] ten onrechte los heeft gewaardeerd van de gebruiksoppervlakte, omdat dit één geheel vormt met het hoofdgebouw.