2.21.De Inspecteur heeft in hoger beroep de vragen die door de taxateurs van de Belastingdienst aan het aannemingsbedrijf zijn gesteld en de daarop gegeven antwoorden overgelegd inzake “bouw [adres 1a, b, c] etc (8 units en een kraanhal)”. In die vragenlijst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“- Wanneer had u welke werkzaamheden afgerond?
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, voor zover in hoger beroep van belang, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“
Omkering en verzwaring van de bewijslast
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat eiseres niet de vereiste aangifte heeft gedaan en dat dus sprake is van de zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
13. De rechtbank stelt voorop dat zij eiseres niet volgt in haar stelling dat op 12 mei 2010 reeds een perfecte koopovereenkomst tot stand is gekomen waarin ook de prijs (van uiteindelijk € 125/m²) is bepaald, dat vanaf dat moment het economisch risico volledig bij de kinderen van de dga ligt en dat dus terecht van een verkoopprijs van € 209.125 is uitgegaan. Daarvoor vindt de rechtbank in de gedingstukken geen steun. Verweerder wijst in dit verband terecht op de volgende feiten en omstandigheden:
- In de koopovereenkomst is geen rekening gehouden met de reeds aangevraagde bouwvergunning.
- Na het tekenen van de koopovereenkomst op 12 mei 2010 worden door eiseres, noch de dga en noch de kinderen stappen gezet om de grond te kunnen leveren op 31 december 2010.
- Het exact aantal te verkopen m² wordt niet bepaald.
- Er wordt geen makelaar ingeschakeld om de waarde van het perceel grond te taxeren.
- Er wordt niet kort na de koopovereenkomst een machtiging aangevraagd bij de rechtbank om de transactie te kunnen uitvoeren.
- Na het sluiten van de koopovereenkomst wordt ook gehandeld alsof niet door de kinderen aangekocht is:
i) Eiseres vraagt de bouwvergunning aan voor het bouwen van de bedrijfsunits, krijgt de bouwvergunning van de [naam gemeente] om de bedrijfsunits te bouwen en betaalt de kosten voor het aanvragen van de bouwvergunning.
ii) Eiseres geeft opdracht tot het bodemonderzoek en betaalt op 4 mei 2011 de kosten van dit onderzoek.
iii) Eiseres geeft op 1 april 2011 de opdracht aan een aannemer om de acht bedrijfsunits te bouwen.
iv) Op 12 januari 2012 koopt eiseres een stuk grond (dat nodig is om de bouw van de acht bedrijfsunits te kunnen realiseren) van de gemeente.
- Pas op 23 december 2011 wordt de voor de levering aan minderjarige kinderen benodigde machtiging ex art. 3:145 BW aangevraagd bij de rechtbank 's-Gravenhage. Op 21 februari 2012 wordt de benodigde machtiging verleend, waarna op 24 februari 2012 de akte van levering wordt gepasseerd door de notaris. Op dat moment is geen sprake meer van een eenvoudig perceel grond, maar van een perceel met daarop acht bedrijfsunits die bijna klaar zijn.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat op grond van dit alles geen waarde gehecht kan worden aan de koopovereenkomst van 12 mei 2010; de rechtbank onderschrijft de conclusie van verweerder dat iets geheel anders is geleverd dan overeengekomen in de koopovereenkomst. Gelet hierop is het moment van leveren het moment waarop de prijs van de te leveren zaken op zakelijke gronden bepaald had moeten worden. Immers, pas op het moment van leveren was duidelijk wat geleverd werd door middel van het passeren van de akte. Op dat moment was geenszins meer sprake van het leveren van een te bebouwen perceel, maar van de levering van acht vrijwel gereed zijnde bedrijfsunits. Verweerder stelt dan ook terecht dat de prijs daarop moet worden gebaseerd. De andersluidende stelling van eiseres dat enkel en alleen moet worden uitgegaan van de koopovereenkomst d.d. 12 mei 2010 en de in dat verband getaxeerde prijs van € 125/m², vindt de rechtbank niet alleen onhoudbaar maar ook niet pleitbaar (zie ook verderop onder 18).
14. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat op 16 juni 2011 de onroerende zaak in opdracht van de dga is getaxeerd. In het taxatierapport worden de volgende uitgangspunten genoemd die van invloed zijn op de waardebepaling van de m²-prijs:
1. Het afvoeren en slopen van asfalt;
2. Het bouwrijp maken van de grond;
3. Het verwijderen en afvoeren van fundering en heipalen;
4. Het plaatsen van nieuwe schoeiing;
5. Eventueel saneren van de grond.
Met inachtneming van het bovenstaande heeft de taxateur de waarde bepaald op € 125.
15. In het beroepschrift heeft eiseres hierover het volgende aangevoerd:
“Daarnaast wenst [eiseres] te vermelden dat de koopprijs van € 125 per m² lager ligt dan de prijs die op 12 januari 2012 is betaald aan de [naam gemeente] voor een perceel bouwgrond van groot 40 centiare door het feit dat ten aanzien van het perceel bouwgrond waar de discussie over gaat, nog de volgende werkzaamheden verricht moest worden:
a. Het afvoeren en slopen van asfalt;
b. Het bouwrijp maken van de grond;
c. Het verwijderen en afvoeren van fundering en heipalen;
d. Het plaatsen van nieuwe schoeiing;
e. Eventueel saneren van de grond."
16. Vast staat dat op het moment van levering van de onroerende zaak aan de kinderen van de dga, de daarop te realiseren bedrijfsunits al zo goed als gereed waren. Uit de gedingstukken volgt verder dat de bovengenoemde kosten niet door de kinderen van de dga zijn betaald; deze kosten zijn voor rekening van eiseres dan wel [B B.V.] gekomen. Naast deze kosten zijn ook de kosten met betrekking tot het aanvragen van de bouwvergunning, de kosten van het bodemonderzoek en de aankoop van een stuk grond ten behoeve van de te bouwen bedrijfsunits door eiseres betaald. Hiervan uitgaande acht de rechtbank aannemelijk dat de met de kinderen overeengekomen prijs van € 125/m² aanmerkelijk lager is dan een zakelijke prijs voor de geleverde onroerende zaak. De rechtbank acht, evenals verweerder, aannemelijk dat de zakelijke prijs voor de geleverde onroerende zaak (met een perceeloppervlakte van 1.673m²) ten minste € 300.000 (exclusief omzetbelasting) bedroeg. Dit wordt enerzijds ondersteund door de door eiseres aan de [naam gemeente] voor een (kleiner maar qua ligging en gebruik vergelijkbaar) stuk bouwgrond betaalde prijs van € 181,50/m² (1.673m² x € 181,50 = € 303.649) maar volgt anderzijds ook uit de aan de dga gerichte brief van 25 maart 2019 van [naam taxateur 4] , verbonden aan [Taxaties B.V.] , waarin de grond is gewaardeerd op (afgerond) € 300.000.
17. Nu desalniettemin aangifte is gedaan alsof door eiseres slechts bouwgrond aan de kinderen is geleverd, waaraan nog allerlei werkzaamheden zouden moeten worden uitgevoerd om het te kunnen bebouwen, heeft eiseres de onroerende zaak voor een veel te lage prijs (namelijk € 209.125 exclusief omzetbelasting) verkocht aan de kinderen van de dga. Door deze te lage prijs te verwerken in de aangifte Vpb 2012, is een onjuiste aangifte gedaan. Immers, dit reeds leidt tot een winstcorrectie bij eiseres van € 90.875 (€ 300.000 -/- € 209.125). Hierover zou eiseres (uitgaande van het oorspronkelijk door haar aangegeven belastbaar bedrag over 2012 van € 367.099) € 22.718 vennootschapsbelasting verschuldigd zijn, een bedrag dat absoluut en in dit geval ook verhoudingsgewijs aanzienlijk is. Dit betekent dat niet de vereiste aangifte is gedaan.
18. Naar het oordeel van de rechtbank moeten eiseres en de dga zich hier ook van bewust zijn geweest. Weliswaar is de door eiseres en de dga gehanteerde prijs van € 125/m² (oftewel € 209.125 exclusief omzetbelasting) gebaseerd op een voor hen door een derde opgestelde taxatie, echter eiseres en de dga moeten zich er bewust van zijn geweest dat de uitgangspunten in deze taxatie volstrekt afwijken van hetgeen uiteindelijk daadwerkelijk is geleverd aan de kinderen. Immers, al de werkzaamheden die volgens de taxatie van eiseres en de dga nog moesten worden uitgevoerd en een waardedrukkende invloed op de onroerende zaak hadden, zijn op kosten van eiseres (dan wel [B B.V.] ) uitgevoerd zonder deze door te berekenen aan de kinderen. Juist nu dit in de taxatie zo specifiek was benoemd als waardedrukkende factor, kan het eiseres en de dga niet zijn ontgaan dat zij door toch de prijs uit hun taxatie te hanteren de kinderen van de dga een substantieel voordeel (tot ten minste het hiervoor berekende bedrag) deden toekomen.
19. Uit het vorenstaande vloeit voort dat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. Dit betekent dat eiseres moet doen blijken dat de hier bestreden uitspraak op bezwaar onjuist is. Daarin is eiseres met betrekking tot de bijgetelde winstcorrectie niet geslaagd. Zij heeft de door verweerder in dit verband ingenomen stellingen onvoldoende weerlegd. Eiseres heeft, tegenover wat verweerder heeft aangevoerd en overgelegd, van haar stellingen aangaande de waarde van de onroerende zaak onvoldoende concrete en controleerbare bewijsmiddelen overgelegd om in die verzwaarde bewijslast te slagen.
20. Het vorenstaande neemt niet weg dat de opgelegde aanslag tenminste dient te zijn gebaseerd op een redelijke schatting. De rechtbank zal in het navolgende beoordelen of daarvan sprake is.
Redelijke schatting op basis van WOZ-waardes van de bedrijfsunits
21. Verweerder doet de door hem in beroep verdedigde winstcorrectie van € 368.114 primair steunen op de totaalsom van de WOZ-waardes (per 1 januari 2012) van de verschillende bedrijfsunits die zijn gesitueerd op de aan de kinderen van de dga geleverde grond en die ten tijde van de levering nagenoeg gereed waren. Verweerder heeft in het verweerschrift gemotiveerd gesteld dat daarvan uitgaande de winstcorrectie € 368.114 zou bedragen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Totale WOZ waarde € 854.205
Betaald voor de bouwgrond € 209.125 -/-
Aan kinderen in rekening gebrachte bouwkosten
€ 276.966 -/-
Uitdeling/te corrigeren ab-inkomen € 368.114
22. Hoewel de rechtbank de achter deze schatting liggende gedachte niet onredelijk vindt, vindt de rechtbank het aansluiten bij de bewuste WOZ-waardes per 1 januari 2012 wél onredelijk, daar die, naar volgt uit de door verweerder overgelegde WOZ-waardeoverzichten, de waarde betreffen per toestandsdatum 1 januari 2013. Weliswaar staat vast dat de verschillende op de geleverde grond gelegen WOZ-objecten tijdens de levering begin 2012 zo goed als gereed waren, maar dat betekent ook dat ze op dat moment nog niet helemaal gereed waren. Onder die omstandigheid vindt de rechtbank het niet redelijk om voor de schatting van de zakelijke prijs per 24 februari 2012 uit te gaan van de waarde naar de toestand op 1 januari 2013, temeer nu nadere informatie over het verloop van de bouw en/of de waardeontwikkeling gedurende de rest van het jaar 2012 ontbreekt. Om die reden verwerpt de rechtbank de primaire onderbouwing en daarmee de primair door verweerder bepleite omvang van de winstcorrectie.
Redelijke schatting: reële benadering van de aan de kinderen van de dga in rekening te brengen kosten
23. Subsidiair heeft verweerder in voornoemd verband het standpunt ingenomen dat voor het bepalen van de waarde in het economische verkeer van de aan de kinderen van de dga overgedragen onroerende zaak (bestaande uit de grond met de daarop (nagenoeg gereed zijnde) nieuw gerealiseerde bedrijfsunits) een reële benadering van de aan de kinderen in rekening te brengen kosten als uitgangspunt moet worden genomen. Verweerder heeft vervolgens in zijn verweerschrift uitgebreid gemotiveerd uiteengezet welke kosten aan de kinderen van de dga in rekening gebracht hadden moeten worden met betrekking tot aan eiseres gefactureerde werkzaamheden en leveranties (zie p. 13 tot en met 18 van het verweerschrift). Daarvan uitgaande zou de winstcorrectie € 248.923 bedragen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Totaal kosten 8 bedrijfsunits (inclusief grond) € 735.014
Betaald voor de bouwgrond € 209.125 -/-
In rekening gebrachte bouwkosten
€ 276.966 -/-
Uitdeling/te corrigeren ab-inkomen € 248.923
24. De rechtbank acht deze berekening van verweerder alsmede de door verweerder daaraan ten grondslag gelegde uitgangspunten redelijk, ook bezien in het licht van wat eiseres en de dga daartegenover hebben aangevoerd en overgelegd. In zoverre is dus, in ieder geval tot het bedrag van € 248.923 naar het oordeel van de rechtbank wel sprake van een redelijke schatting.
25. Nu de aldus berekende winstcorrectie minder bedraagt dan de in de navorderingsaanslag betrokken winstcorrectie van € 368.114 (zoals vastgesteld bij de uitspraak op bezwaar), dient de winstcorrectie en daarmee het belastbaar bedrag dienovereenkomstig te worden verminderd met € 119.191 (€ 368.114 -/- € 248.923). Dit betekent dat het beroep tegen de navorderingsaanslag Vpb 2012 gegrond is en dat de aanslag dient te worden verminderd tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 616.022.
26. Gelet op het vorenstaande behoeft wat partijen overigens over de hoogte van de winstcorrectie hebben aangevoerd geen verdere behandeling.
27. De rechtbank stelt voorop dat de belastingrente dient te worden verminderd in overeenstemming met de vermindering van de navorderingsaanslag Vpb 2012. Verder stelt de rechtbank in dit verband vast dat gesteld noch gebleken is dat de belastingrente in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht is berekend. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding om de rente verder te matigen, ook niet in de door eiseres in dit verband benadrukte omstandigheid dat inmiddels ruim vier jaar is verstreken sinds de start van het in verband met de verkoop van de grond ingestelde boekenonderzoek. Weliswaar heeft een en ander lang geduurd, maar naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake is van enige noemenswaardige vertraging die is ontstaan door onzorgvuldig handelen van de zijde van verweerder.
28. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard en dient te worden beslist zoals hierna is weergegeven.”
Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen