4.2De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de afwikkeling van het vermogen als bedoeld in het dictum onder 4.5, 4.6 en 4.7, en opnieuw rechtdoende te bepalen:
a. de afwikkeling van de maatschap te bepalen aldus dat alle activa met inbegrip van de goodwill bij de man blijven, onder de gehoudenheid de passiva van de maatschap voor zijn rekening te nemen en de vrouw daarvoor te vrijwaren, alle lopende contracten voor zijn rekening te nemen (artikel 15 lid 5a en 5b) en daarbij te bepalen dat de man ter zake van deze afwikkeling aan de vrouw verschuldigd is een bedrag van
€ 8.256,-;
de verdeling van de eenvoudige gemeenschap van huis, hypotheek en spaarverzekering vast te stellen, aldus dat aan de man wordt toegedeeld:
de voormalige echtelijke woning te [plaats] aan [straat 3] ;
de aan de hypothecaire lening verbonden polis van levensverzekering bij ASR;
onder de verplichting de volgende schuld als eigen schuld op zich te nemen:
de aan de woning verbonden hypothecaire lening bij Florius ten bedrage van
€ 940.000,-, en daarbij te bepalen dat de man aan de vrouw verschuldigd is een bedrag van € 65.380,-;
te bepalen dat ter zake van de reeds verdeelde inboedel de man aan de vrouw verschuldigd is een bedrag van € 5.000,-;
te bepalen dat ter verrekening van de bank- en spaarsaldi en contante gelden de man aan de vrouw verschuldigd is een bedrag van € 3.700,-;
te bepalen dat ter verrekening van belastingschulden over het jaar 2018 de vrouw aan de man verschuldigd is € 5.357,-;
te bepalen dat ter verrekening van belastingteruggaven over het jaar 2017 de man aan de vrouw verschuldigd is € 393,-;
te bepalen dat ter verrekening van de omzet van de vrouw in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 juli 2019 met haar privékosten en -opnamen, de vrouw aan de man verschuldigd is een bedrag van € 13.472,59;
te bepalen dat de vrouw een vergoeding aan de man verschuldigd is voor het gebruik van de auto van 1 augustus 2019 tot 1 juni 2020 van € 10.350,-;
i. te bepalen dat het saldo van voorgaande bedragen verrekend worden met het door de vrouw reeds ontvangen bedrag van € 122.500,-;
te bepalen dat per saldo de vrouw aan de man € 68.621,- dient te betalen en haar daartoe te veroordelen om dit bedrag binnen 8 dagen na arrest,
het hof begrijpt: beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, aan de man te voldoen, althans een zodanig bedrag als het hof vermeent te behoren;
k. de afwikkeling van de maatschap te bepalen aldus dat alle activa met inbegrip van de goodwill bij de man blijven, onder de gehoudenheid de passiva van de maatschap voor zijn rekening te nemen en de vrouw daarvoor te vrijwaren, alle lopende contracten voor zijn rekening te nemen (artikel 15 lid 5a en 5b) en daarbij te bepalen dat de man ter zake van deze afwikkeling aan de vrouw verschuldigd is een bedrag van
€ 8.256,-;
en de verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden huwelijksgemeenschap vast te stellen als volgt:
l. de verdeling van het huis, de hypotheek en spaarverzekering vast te stellen aldus dat aan de man wordt toegedeeld:
de voormalige echtelijke woning te [plaats] aan [straat 3] ;
de aan de hypothecaire lening verbonden polis van levensverzekering bij ASR;
onder de verplichting de volgende schuld als eigen schuld op zich te nemen:
de aan de woning verbonden hypothecaire lening bij Florius ten bedrage van
€ 940.000,-, en daarbij te bepalen dat de man aan de vrouw verschuldigd is een bedrag van € 65.380,-;
m. te bepalen dat aan de man wordt toegedeeld de op zijn naam gestelde bank- en spaarrekeningen met de daarop verschijnende saldi, het gedeelte van de inboedel zoals dat thans in zijn bezit is, en de op zijn naam gestelde aanslagen inkomstenbelasting, de op zijn naam gestelde lijfrentepolis, en dat aan de vrouw wordt toegedeeld de op haar naam gestelde bank- en spaarrekeningen met de daarop verschijnende saldi, de contante gelden ad € 12.000,-, het gedeelte van de inboedel zoals dat thans in haar bezit is, de op haar naam gestelde aanslagen inkomstenbelasting, en de op haar naam gestelde lijfrentepolis;
n. te bepalen dat ter zake van de reeds verdeelde inboedel de man aan de vrouw verschuldigd is een bedrag van € 5.000,-;
o. te bepalen dat ter verrekening van de bank- en spaarsaldi en contante gelden de man aan de vrouw verschuldigd is een bedrag van € 3.700,-;
p. te bepalen dat ter verrekening van belastingschulden over het jaar 2018 de vrouw aan de man verschuldigd is € 5.357,-;
q. te bepalen dat ter verrekening van belastingteruggaven over het jaar 2017 de man aan de vrouw verschuldigd is € 393,-;
r. te bepalen dat ter verrekening van de omzet van de vrouw in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 juli 2019 met haar privékosten en opnamen, de vrouw aan de man verschuldigd is een bedrag van € 13.472,59;
s. te bepalen dat ter zake van de verrekening van de waarde van de lijfrentepolissen de man aan de vrouw verschuldigd is € 13.143,60;
t. te bepalen dat de vrouw een vergoeding aan de man verschuldigd is voor het gebruik van de auto van 1 augustus 2019 tot 1 juni 2020 van € 10.350,-;
u. te bepalen dat het saldo van voorgaande bedragen verrekend worden met het door de vrouw reeds ontvangen bedrag van € 122.500,-;
v. te bepalen dat per saldo de vrouw aan de man € 55.744,- dient te betalen en haar daartoe te veroordelen om dit bedrag binnen 8 dagen na beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, aan de man te voldoen, althans een zodanig bedrag als het hof vermeent te behoren;
w. de afwikkeling van de maatschap te bepalen aldus dat alle activa met inbegrip van de goodwill bij de man blijven, onder de gehoudenheid de passiva van de maatschap voor zijn rekening te nemen en de vrouw daarvoor te vrijwaren, alle lopende contracten voor zijn rekening te nemen (artikel 15 lid 5a en 5b) en daarbij te bepalen dat de man ter zake van deze afwikkeling aan de vrouw verschuldigd is een bedrag van
€ 8.246,-;
althans,
voor zover het hof oordeelt dat het vermogen van € 179.144,- netto in de maatschap, bij helfte moet worden gedeeld, te bepalen dat de inbreng uit privévermogen van de man in de gemeenschap tot een bedrag van € 95.788,0 voor verrekening in aanmerking komt;
en de verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden huwelijksgemeenschap voor het overige vast te stellen als volgt:
x. de verdeling van het huis, de hypotheek en spaarverzekering vast te stellen aldus dat aan de man wordt toegedeeld:
de voormalige echtelijke woning te [plaats] aan [straat 3] ;
de aan de hypothecaire lening verbonden polis van levensverzekering bij ASR;
onder de verplichting de volgende schuld als eigen schuld op zich te nemen:
de aan de woning verbonden hypothecaire lening bij Florius ten bedrage van
€ 940.000,- en daarbij te bepalen dat de man aan de vrouw verschuldigd is een bedrag van € 65.380,-;
y. te bepalen dat aan de man wordt toegedeeld de op zijn naam gestelde bank- en spaarrekeningen met de daarop verschijnende saldi, het gedeelte van de inboedel zoals dat thans in zijn bezit is, en de op zijn naam gestelde aanslagen inkomstenbelasting, de op zijn naam gestelde lijfrentepolis, en dat aan de vrouw wordt toegedeeld de op haar naam gestelde bank- en spaarrekeningen met de daarop verschijnende saldi, de contante gelden ad € 12.000,-, het gedeelte van de inboedel zoals dat thans in haar bezit is, de op haar naam gestelde aanslagen inkomstenbelasting en de op haar naam gestelde lijfrentepolis;
z. te bepalen dat ter zake van de reeds verdeelde inboedel de man aan de vrouw verschuldigd is een bedrag van € 5.000,-;
aa. te bepalen dat ter verrekening van de bank- en spaarsaldi en contante gelden de man aan de vrouw verschuldigd is een bedrag van € 3.700,-
bb. te bepalen dat ter verrekening van belastingschulden over het jaar 2018 de vrouw aan de man verschuldigd is € 5.357,-;
cc. te bepalen dat ter verrekening van belastingteruggaven over het jaar 2017 de man aan de vrouw verschuldigd is € 393,-;
dd. te bepalen dat ter verrekening van de omzet van de vrouw in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 juli 2019 met haar privékosten en -opnamen, de vrouw aan de man verschuldigd is een bedrag van € 13.472,59;
ee. te bepalen dat ter zake van de verrekening van de waarde van de lijfrentepolissen de man aan de vrouw verschuldigd is € 24.798,23;
ff. te bepalen dat de vrouw een vergoeding aan de man verschuldigd is voor het gebruik van de auto van 1 augustus 2019 tot 1 juni 2020 van € 10.350,-;
gg. te bepalen dat het saldo van voorgaande bedragen verrekend worden met het door de vrouw reeds ontvangen bedrag van € 122.500,-;
hh. te bepalen dat per saldo de vrouw aan de man € 43.823,- dient te betalen, althans
€ 10.401,0 en haar daartoe te veroordelen om dit bedrag binnen 8 dagen na beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, aan de man te voldoen, althans een zodanig bedrag als het hof vermeent te behoren;
zowel primair als subsidiair als meer subsidiair:
het straat-/contactverbod d.d. 6 september 2019 op te heffen, althans een termijn te stellen aan de geldigheid van dit straat-/contactverbod voor de duur van twee maanden, althans een termijn door het hof in redelijkheid te bepalen;
te bepalen dat beide partijen alle bankafschriften van de op hun naam gestelde rekeningen in Iran per peildatum (31 december 2018) moeten overleggen onder verplichting het aanwezige saldo bij helfte te delen.