Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 23 maart 2021
[X] te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
Procesverloop
Vaststaande feiten
Opmerking verbalisanten:Uit onderzoek is naar voren gekomen dat uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 zijn ingediend vanaf het IP-adres van de [stichting] .
"Resumé
Resumé
Ontvangst Excelbestand en kwitanties [stichting]
Vergelijking donaties 2014 met voorliggende Jaren
Opmerking verbalisanten:
Vraag verbalisanten:Op 6 januari 2014 is de ANBI status van de [stichting] ingetrokken. Er zijn meerdere kwitanties aangetroffen die zijn voorzien van een datum gelegen in de periode 1 tot en met 6 januari 2014. Zijn al deze kwitanties valselijk opgemaakt?
Hof] vermeldt onder meer:
Oordeel van de Rechtbank
Giftenaftrek
Voor verdere matiging van de boete voor het jaar 2013 wegens overschrijding van de redelijke termijn is geen aanleiding. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is aangevangen met de aankondiging van de boete op 11 oktober 2017 en dat sinds die datum tot het moment waarop in deze zaak uitspraak wordt gedaan, 26 augustus 2020, twee jaar en ruim tien maanden zijn verstreken. Hiermee is weliswaar de redelijke termijn van twee jaar overschreden (vgl. Hoge Raad 22 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AO9006), maar nu de boete, na vermindering tot op 50% van de boetegrondslag, minder dan € 1.000 bedraagt, kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden (vgl. Hoge Raad 19 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD0191). Van schending van de cautieplicht is volgens de rechtbank geen sprake nu deze alleen betrekking heeft op mondelinge verhoren. De vergrijpboete is door [de Inspecteur] echter gebaseerd op de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek en niet op enige verklaring van [belanghebbende] of toezending van stukken door [belanghebbende].
Omschrijving geschil in (incidenteel) hoger beroep en conclusies van partijen
- de navorderingsaanslagen over de jaren 2012 en 2013 terecht zijn opgelegd en meer in het bijzonder of de giftenaftrek in die jaren terecht is gecorrigeerd;
- de boetebeschikkingen over de jaren 2012 en 2013 terecht zijn genomen en zo ja, of de opgelegde boetes passend en geboden zijn; en of
- een hogere immateriële schadevergoeding verschuldigd is wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar en beroep dan de Rechtbank heeft toegekend.
Beoordeling van het (incidenteel) hoger beroep
- de vaststelling van een controlemedewerker dat namens de [stichting] in het jaar 2012 in totaal 2.500 kwitanties zijn uitgeschreven, terwijl slechts 531 kwitanties in de administratie zijn verantwoord;
- dat in het jaar 2013 in de jaarstukken van de [stichting] € 88.564 aan donaties is verantwoord, terwijl in de diverse aangiften over dat jaar in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] is aangegeven;
- de verklaringen van verdachten dat giftkwitanties voor een bepaald percentage van het giftbedrag werden gekocht/verkocht van de [stichting] ;
- dat uit de inbeslaggenomen administratie van de [stichting] volgt dat 22% van de ontvangen giften is verwerkt in het kasboek;
- een anonieme tip aan de FIOD dat de kwitanties zijn vervalst en gebruikt door meerdere personen om een belastingteruggaaf te bewerkstelligen;
- dat na het intrekken van de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014, dat op 19 december 2013 was aangekondigd, in de periode van 1 januari tot 6 januari 2014 een opvallend groter aantal kwitanties is geboekt dan in voorgaande jaren;
- de whatsapp- en sms-berichten en de verklaringen van onder andere de penningmeester van de [stichting] waaruit volgt dat een levendige handel in giftkwitanties bestond en dat uit die berichten volgt dat de data op de kwitanties worden afgestemd op de data van willekeurige pinopnamen;
- de verklaring van een informant aan het Team Criminele Inlichtingen waaruit volgt dat de leiding van de [stichting] op de hoogte is van de belastingfraude door middel van de giftkwitanties en meewerkt aan de uitgifte daarvan;
- de verklaring van de penningmeester van de [stichting] dat slechts een handvol mensen het volledige vermelde bedrag op de giftkwitanties hebben betaald maar dat die bedragen maximaal € 300 of € 400 betreffen;
- de verklaringen van diverse personen aan de FIOD en de Belastingdienst die de handel in kwitanties hebben bevestigd;
- een overzicht van uitgeschreven kwitanties voor 2013 waarvan de gegevens die in dit document zijn opgenomen niet overeenkomen met de daadwerkelijk ontvangen bedragen;
- een doorlopend handgeschreven kasboek waarin de werkelijk ontvangen bedragen werden opgenomen; de werkelijk ontvangen bedragen (donaties) bedroegen veelal 10% tot 12% van de uitgegeven kwitanties;
- dat de Belastingdienst bij 2.040 belastingplichtigen navorderingsaanslagen heeft opgelegd dan wel correcties heeft aangebracht bij het opleggen van de aanslagen en indien mogelijk een vergrijpboete. Van deze 2.040 gevallen zijn ongeveer 450 belastingplichtigen in bezwaar gegaan en 150 in beroep;
- dat bij belastingplichtigen van wie aanslagen zijn gecorrigeerd of bij wie is nagevorderd doorgaans een giftenaftrek van minimaal € 500 in de aangifte is opgenomen.
- de naam van belanghebbende staat vermeld in het handgeschreven kasboek (DOC-480) met de vermelding “donatie” op 20 december 2013 met een donatie van € 700;
- de betaling van € 700 bedraagt 14% van de bedragen vermeld op de overgelegde kwitanties voor het jaar 2013, te weten € 5.000;
- belanghebbende en zijn echtgenote komen voor in het overzicht van uitgeschreven kwitanties (DOC-433). Op basis van hetgeen in het FIOD-rapport door de penningmeester is verklaard (2.12.2) komen de gegevens die in dit document zijn opgenomen niet overeen met de daadwerkelijk ontvangen bedragen. De lijst werd opgesteld aan de hand van de afgegeven kwitanties en donatieverklaringen;
- nu belanghebbende op 20 december 2013 voorkomt in de handgeschreven kasboek heeft hij daarmee het bewijsvermoeden bevestigd dat hij niet alleen in dat jaar heeft deelgenomen aan de handel in kwitanties, maar ook in het jaar 2012. De jaren 2012 en 2013 moeten als één geheel worden gezien.
de procedurewaarin de in geschil zijnde beschikkingen worden behandeld. Uit voormelde rechtsoverweging volgt dat in geval van overschrijding van de redelijke termijn naast een vergoeding van immateriële schade matiging van de in die procedure aan de orde zijnde boete kan plaats vinden. De Rechtbank heeft dit terecht tot uitgangspunt genomen. Aangezien niet in geschil is dat de redelijke termijn in bezwaar en beroep met negen maanden is overschreden en sprake is van samenhangende zaken omdat voldaan is aan de vereisten van artikel 3, lid 2, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), moet worden geoordeeld dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van immateriële schade van
Proceskosten
Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikkingen;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze betrekking hebben op de boetebeschikkingen;
- vermindert de vergrijpboete voor het jaar 2012 tot € 1.273;
- vermindert de vergrijpboete voor het jaar 2013 tot € 1.285, en
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 534.