ECLI:NL:HR:1998:AA2270
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. Bellaart
- J. van Brunschot
- M. van Vliet
- H. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1992
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 21 november 1997, betreffende de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1992. De Inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 354.983, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur vernietigde en de aanslag bevestigde.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden. In cassatie werd vastgesteld dat belanghebbende niet binnen de gestelde termijn aangifte had gedaan voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 1992. De Inspecteur had daarom ambtshalve de aanslag opgelegd. Belanghebbende diende later alsnog een aangiftebiljet in, waarin hij zijn belastbare inkomen over 1992 op ƒ 24.860 berekende.
Het Hof oordeelde dat, op basis van artikel 29, lid 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, het beroep afgewezen moest worden, tenzij aangetoond kon worden dat de uitspraak of de belastingaanslag onjuist was. Het Hof concludeerde dat belanghebbende zijn stellingen niet met bewijsmiddelen had onderbouwd, waardoor hij niet kon aantonen dat de aanslag onjuist was. De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing over de verschuldigde belasting niet valt onder de bescherming van artikel 6, lid 1 van het EVRM, en dat de omkering en verzwaring van de bewijslast geen strafsanctie is in de zin van dit artikel. De Hoge Raad verwierp het beroep van belanghebbende, en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.