ECLI:NL:GHDHA:2019:3968
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Huwelijkse voorwaarden en toepasselijk recht in echtscheidingsprocedure met Iraanse elementen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een echtscheiding tussen een man en een vrouw die zowel de Nederlandse als de Iraanse nationaliteit bezitten. De man heeft op 6 september 2018 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgemeenschap werd vastgesteld. De vrouw heeft op haar beurt op 11 september 2018 ook hoger beroep ingesteld. De partijen zijn in 2007 in Iran gehuwd en hebben huwelijkse voorwaarden die onder Iraans recht vallen. De vrouw stelt dat deze voorwaarden inhouden dat zij recht heeft op de helft van het tijdens het huwelijk verworven vermogen, mits zij niet degene is die de echtscheiding aanvraagt. Het hof oordeelt dat deze voorwaarde in strijd is met de Nederlandse openbare orde en laat deze buiten toepassing. Het hof bevestigt de echtscheiding, maar wijst de verzoeken van beide partijen tot verdeling van het huwelijkse vermogen af, omdat er sprake is van een vermogensscheiding volgens Iraans recht. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.