Ter onderbouwing van haar verzoek stelt de vrouw dat de man eenzijdig geldleningen bij [credietmaatschappij] en [credietmaatschappij02] is aangegaan op haar naam door haar handtekening te vervalsen. Daarbij heeft de man ook twee bankrekeningen bij de [bank 2] geopend op haar naam, (ook) zonder haar toestemming. De man heeft via [credietmaatschappij] en [credietmaatschappij02] in totaal € 76.376,23 gestort gekregen op de rekeningen die de man is aangegaan op naam van de vrouw. Een en ander is als volgt gegaan.
De vrouw ontving van [credietmaatschappij] op 22 maart 2019 € 25.000,- op haar [bankrekening] . Volgens de man was dit een foutje en hij bood aan dat hij het geld zou terugstorten naar [credietmaatschappij] als de vrouw het geld eerst naar zijn bankrekening zou overboeken. Dat heeft de vrouw gedaan omdat zij de man volledig vertrouwde.
In januari 2020 werd de vrouw gebeld door [credietmaatschappij02] , omdat er een betalingsachterstand zou zijn. Dit verbaasde de vrouw, omdat zij bij dat bedrijf geen lening had afgesloten. Na ontvangst van een foto van het contract van [credietmaatschappij02] zag de vrouw dat haar handtekening was vervalst. Zij zag daarop ook dat de overeenkomst op de tafel van partijen lag. De vrouw heeft vervolgens de e-mailbox van de man onderzocht. Daaruit bleek dat de man, zonder haar toestemming, een emailadres op naam van de vrouw had aangemaakt en naar dat e-mailadres documenten had gestuurd die op haar naam waren gesteld. De vrouw heeft de man daarmee geconfronteerd en hij bekende dat hij de lening had afgesloten. Hij verklaarde zijn gedrag met druk die zijn familie hem oplegde om voor hen te zorgen en dat die druk te groot werd. De man zou, naar eigen zeggen, geld hebben geleend bij Chinezen, waarom hij deze noodgreep moest uitvoeren. Hij zweerde dit op Allah, waardoor de vrouw hem geloofde. De vrouw heeft [credietmaatschappij02] gebeld en aangegeven dat ze zou zorgdragen voor aflossing van de lening.
Vervolgens heeft de vrouw de e-mailbox van de man in maart 2020 opnieuw gecontroleerd en toen bleek haar dat de man bij [credietmaatschappij03] had geïnformeerd naar een lening, vanuit het e-mailadres dat de man op naam van de vrouw had aangemaakt. Toen de vrouw de man hiermee confronteerde, zei de man dat [credietmaatschappij03] hem had benaderd een lening bij hen aan te gaan. Daarna heeft de man het wachtwoord van zijn e-mail veranderd.
In december 2021 wilde de vrouw een nieuwe creditcard aanvragen. De aanvraag werd door de [bank 1] afgewezen, omdat zij een BKR registratie had. De vrouw was geschokt, want zij had de lening bij [credietmaatschappij02] inmiddels afgelost. Zij werd ermee geconfronteerd dat zij ook een lening bij [credietmaatschappij] zou hebben, ten bedrage van € 48.000,-, aangegaan door de man op naam van de vrouw.
De man heeft bovendien twee bankrekeningen op naam van de vrouw geopend (met rekeningnummers [iban_nummer1] en [iban_nummer3] ), om transacties buiten het zicht van de vrouw te houden. De vrouw heeft deze bankrekeningen inmiddels kunnen opheffen. De handtekeningen op de contracten zijn duidelijk vervalst.
Inmiddels vertrouwde de vrouw een lening die zij aan een vriend van de man had verstrekt ook niet meer. Het betrof een bedrag van € 9.000,-. Navraag leerde haar dat de vriend van de man geen geld van de man had geleend.