Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- op 14 december 2018 een journaalbericht van 13 december 2018 met bijlagen;
- op 3 januari 2019 een journaalbericht van diezelfde datum met bijlagen;
- op 13 september 2018 een journaalbericht van diezelfde datum met bijlage;
- op 1 november 2018 een journaalbericht van diezelfde datum met bijlagen;
- op 13 december 2018 een journaalbericht van diezelfde datum met bijlagen.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
€ 828,91 per maand. In hoger beroep verzoekt [jongmeerderige 1] alsnog de behoefte vast te stellen op het bedrag van € 828,91 per maand. Nu de man deze verhoging van de behoefte niet, althans onvoldoende, gemotiveerd heeft betwist, stelt het hof deze vast op € 828,91 per maand.
€ 602,38 per maand de behoefte is van [jongmeerderjarige 2] ”. Evenals ten aanzien van [jongmeerderige 1] , ziet het hof geen redenen om de (niet bovenmatige) inkomsten van [jongmeerderjarige 2] van € 150,- per maand uit zijn bijbaan bij de [supermarkt] , in mindering te brengen op deze behoefte.
- [jongmeerderige 1] : (€ 828,91 minus € 95,- is afgerond) € 734,- per maand;
- [jongmeerderjarige 2] : (€ 602,38 minus € 95,- is afgerond) € 507,- per maand.
- In het ouderschapsplan, dat door beide partijen is ondertekend op 26 september 2016, zijn partijen uitgegaan van een bruto jaarinkomen van [bedrijfsnaam a] van de man van € 48.000,- en een netto besteedbaar inkomen van € 2.588,- per maand. De man is tot 31 augustus 2017 in dienst geweest van dit bedrijf als dagvisser;
- Van 1 augustus 2017 tot april 2018 is de man werkzaam geweest als zelfstandig dagvisser. Over de periode tot 1 januari 2018 heeft de man daaruit geen inkomsten gegenereerd. (Zo blijkt uit de aanslag Inkomstenbelasting 2017, overgelegd als productie 1 bij journaalbericht van 3 januari 2019, dat het verzamelinkomen van de man gelijk is aan het bruto jaarinkomen dat hij heeft verdiend bij [bedrijfsnaam a] over de periode van 1 januari 2017 tot 31 augustus 2017, hetgeen de stelling van de man dat hij geen inkomsten heeft uit zijn werkzaamheid als zelfstandig dagvisser ondersteunt);
- Van 26 april 2018 tot heden is de man werkzaam bij [A-] Uitzendgroep. Zijn huidige inkomen bedraagt (afgerond) € 333,- netto per week exclusief vakantietoeslag, zo blijkt uit de door de man als productie 3 bij journaalbericht van 3 januari 2019 overgelegde salarisspecificaties. De man heeft onweersproken gesteld dat dit gelijk is aan een bruto jaarinkomen van € 20.776,-, hetgeen het hof juist voorkomt.
- Het hof gaat voorbij aan de stelling van verweerders dat de man nog werkzaam is als dagvisser en daaruit inkomsten geniet. Deze stelling is, gezien de gemotiveerde betwisting daarvan door de man, onder andere door overlegging van een brief van 27 november 2018 van de heer [naam 1] van [bedrijfsnaam b] (prod. 16), onvoldoende onderbouwd.
- de man stelt dat hij in de volledige behoefte van de stiefkinderen moet voorzien, aangezien zijn huidige echtgenote niet in staat is om inkomsten te verwerven, zij is toegelaten tot de schuldhulpverlening en de vaders van de stiefkinderen niet bijdragen in hun kosten van verzorging en opvoeding;
- verweerders menen dat de man geen bijdrage behoeft te leveren in de kosten van de stiefkinderen, nu zij betogen dat de huidige echtgenote met haar inkomen voldoende kan bijdragen in de kosten van de kinderen en dat de man geen bewijs heeft overgelegd waaruit blijkt dat de vaders van de stiefkinderen niets kunnen bijdragen in de kosten van de kinderen.
€ 2.118,- per maand en daarmee haar draagkracht op (70% [2.118 – (0,3 x 2.118 + 950] is) € 373,- per maand. Zij is onderhoudsplichtig voor drie kinderen, maar heeft veel schulden.
- [jongmeerderige 1] is: (€ 734/ (€ 734 + € 507) maal € 239 is afgerond) € 141,- per maand;
- [jongmeerderjarige 2] is: € 507 / (€ 734 + € 507) maal € 239 is afgerond) € 98,- per maand.
6.De beslissing
- aan [jongmeerderige 1] € 141,- per maand;
- aan [jongmeerderjarige 2] € 98,- per maand