ECLI:NL:HR:2001:AD4010
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Verzoek om bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarigen na echtscheiding
In deze zaak heeft de vrouw, na de echtscheiding van de man, verzocht om een bijdrage van ƒ 250,-- per maand per kind voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De man heeft geen verweerschrift ingediend en de Rechtbank te 's-Hertogenbosch heeft op 1 augustus 2000 het verzoek van de vrouw toegewezen. De man ging in hoger beroep bij het Gerechtshof, dat op 13 december 2000 de beschikking van de Rechtbank bekrachtigde. Hierop heeft de man cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de man en de vrouw op 4 september 1991 zijn gehuwd en dat de echtscheiding op 1 mei 1998 is uitgesproken. De man is hertrouwd en heeft tot 31 oktober 2000 als uitbener gewerkt, maar is sindsdien werkloos en ontvangt een bijstandsuitkering. De man heeft aangevoerd dat hij psychisch en fysiek niet meer in staat is om als uitbener te werken, maar het Hof heeft dit niet aannemelijk geacht. Het Hof ging ervan uit dat de man in staat is om weer een inkomen van ƒ 3.000,-- netto per maand te verdienen.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet heeft miskend dat het moet onderzoeken of het buiten beschouwing laten van de inkomensvermindering van de man leidt tot onvoldoende middelen voor zijn eigen bestaan. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de man, waarbij het Hof terecht heeft geoordeeld dat de man in staat is de opgelegde bijdrage te betalen, zonder dat dit zijn bestaansniveau in gevaar brengt. De beschikking van de Hoge Raad is gegeven door de vice-president en vier raadsheren en is openbaar uitgesproken op 23 november 2001.