In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had eerder een onderhoudsbijdrage voor zijn dochter vastgesteld gekregen, maar verzocht om wijziging van deze bijdrage en om terugbetaling van te veel betaalde kinderalimentatie. De rechtbank had zijn verzoek afgewezen, maar het hof had de bijdrage verlaagd. Echter, het hof had niet beslist op het verzoek van de man tot terugbetaling van de te veel betaalde kinderalimentatie, wat leidde tot de schending van artikel 23 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet had onderzocht of de terugbetaling in redelijkheid van de vrouw kon worden verlangd, en dat dit een ingrijpende gevolgen had voor de vrouw. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling en beslissing.