Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 21 mei 2019
[appellante],
Aldi Zoetermeer B.V.,
Het geding
De beoordeling van het hoger beroep
Ze[[appellante]; toevoeging hof]
heeft een pot worteltjes en erwtjes laten vallen en heeft dat zelf schoongemaakt met water en later kwam ze boodschappen afrekenen en liep terug naar de tafel en viel glee uit met haar rug tegen de tafel en bleef liggen 5 minuten en daarna liep ze de winkel uit.”
Een klant die ik zojuist met de afrekening had bediend aan de kassa, was boodschappen aan het inpakken aan de inpaktafel. Daarbij liet de klant een glazen pot met wortelen/erwten vallen. Ik heb [appellante][[appellante]; toevoeging hof]
gevraagd om dit op te ruimen en de vloer schoon te maken. Dit was omstreeks 19:00 uur, er waren toen nog twee klanten binnen. De winkel sluit om 19:00 uur.
Op 7 september 2010 was ik als caissiere werkzaam op kassa nummer 6, bij Aldi te Alphen a/d Rijn. Mevrouw [appellante][[appellante]; toevoeging hof]
is tijdens het uitvoeren van reguliere schoonmaakwerkzaamheden uitgegleden over een stukje groente. Eerder op de dag ik meen rond de middaguur heeft een klant een potje groente laten vallen. Mevrouw H. [appellante] heeft dit toen opgeruimd. Dit heeft geen relatie tot de val later op de dag. Mevrouw [appellante] is omstreeks 1850 uitgegleden over een stukje groente. Ik meen dat mevrouw [appellante] achterover gevallen is met haar rug tegen de inpaktafel. Er waren nog 3 klanten twee klanten hielpen haar overeind. Na de val ben ik naar mevr. [appellante] om te vragen hoe het gaat daarna ben ik naar de leidinggevende gegaan en heb verteld wat er zojuist gebeurd was. De leidinggevende was druk met werkzaamheden had geen tijd te komen.”.
Patiënte is 07 september 2010 uitgegleden op het werk. Zij viel op haar stuit en rug, niet op haar hoofd. Toen zij thuis kwam werd zij misselijk en duizelig. Bij onderzoek van het hoofd/halsgebied en bij neurologisch onderzoek zijn geen bijzonderheden gevonden, de thorax, wervelkolom, schouders waren niet drukpijnlijk. Zij had geen bewegingsbeperking. Aan de heup is geen belastingsbeperking en geen standafwijking te zien. De extoratie links is wat pijnlijk. Patiënte krijgt het advies paracetamol en ibuprofen te nemen.
"Patiente is van september 2010 tot en met heden nog zesmaal op consult geweest in verband met aanhoudende klachten van de nek, schouder links en rug. Bij onderzoek wordt hypertonie van de nek/schouder en arm musculatuur links gezien met forse drukpijn in datzelfde gebied. Patiente is sinds september in behandeling bij de fysiotherapeut waar zij begeleid wordt en oefentherapie/fysiofitness krijgt ter stabilisatie van haar klachten. Klachten bestaan heden nog steeds”.
Patiënte overkwam op 7 september 2010 een ongeval, zij gleed uit op het werk omdat de vloer nat was. Zij heeft daarbij letsel aan rechter schouder en linker lies/heup opgelopen. Patiënte houdt continu last van haar rechter schouder en voelt bij traplopen soms een stekende pijn in de linker lies. Patiënte heeft pijn bij heffen van de rechter arm. De pijnklachten van de schouder zijn onveranderd sinds 2010. De heupklachten zijn flink verminderd met behulp van fysiotherapie. Op 29-05-2015 is een x-schouder en echo schouder rechts gemaakt. Conclusie is geen ossale afwijkingen en geen rotatorcuff letsel. De klachten zijn sinds 2010 onveranderd, een grote verandering is niet te verwachten. Of de afwijkingen als enige en rechtstreeks ongevalsgevolg te beschouwen zijn kan ik niet beoordelen”.
De klachten zijn verklaarbaar vanuit het houdings- en bewegingsapparaat. Er is sprake van a-specifieke nekklachten met een verminderde functie van de diepe nekflexoren, door huisarts gediagnosticeerde kneuzing van ribben, bursitis linker heup, bursitis rechter schouder en distorsie rechter knie na achterover te zijn gevallen 5 weken geleden”. Bijlage 3 (na de behandeling in augustus/september 2011) vermeldt als “Behandelresultaat tot nu toe”: “
Er is een goed behandelresultaat bereikt. Er zijn geen pijnklachten meer aanwezig in de schouder, (Numeric Pain Rating Scale 5 -> 1). De mobiliteit van de schouder is volledig hersteld, belastbaarheid van de rotatorcuff is verbeterd (testen zijn negatief). Ze ervaart geen beperkingen meer in uitvoering van ADL (Shoulder Pain AND Disability index 61 -> 10). De verwachting is dat verdere therapie niet meer noodzakelijk is en het dossier is afgesloten”. In de periode van 6 maart 2014 tot en met 16 mei 2014 is [appellante] opnieuw in behandeling gekomen voor schouderklachten. De hiervoor genoemde brief vermeld ter zake:
"De conclusie is na de laatste behandeling dat de belastbaarheid van de schouder lager is, maar niet leidt tot beperkingen om de activiteiten".
aardvan het ongeval - zoals zich dat heeft voorgedaan - toegespitste, verplichtingen is nagekomen.
Ik was werkzaam in het filiaal van Aldi in Alphen aan den Rijn waar ook mevrouw [appellante] werkzaam was op de dag dat zij viel. Dat was op 7 september 2010 (…). Die dag waren mevrouw [appellante] en ik aan het werk in de winkel en [filiaalmanager][[filiaalmanager]; toevoeging hof]
was werkzaam in het magazijn. Ik was bezig om klanten te helpen aan de kassa. Mevrouw [appellante] wilde eerst boodschappen doen en ging toen schoonmaken. Toen zij aan het schoonmaken was, gleed zij uit en kwam terecht tegen de bank. (…) Twee andere klanten hielpen mevrouw [appellante] overeind en zij is toen op de bank gaan zitten. Ik ben nog naar [filiaalmanager] gelopen om te vertellen wat er gebeurd was maar [filiaalmanager] kwam toen niet mee. (…) Mevrouw [appellante] viel doordat zij uitgleed. Ik dacht eerst dat dat kwam doordat er een potje wortelen was gevallen. Later heb ik mij gerealiseerd dat dat potje wortelen ’s middags al was gevallen. (…) Ik weet niet waarover mevrouw [appellante] is uitgegleden. Ik heb dat ook niet kunnen zien”. [appellante] zelf heeft als getuige verklaard dat zij bij het vegen van de vloer bij de kassa met de bezem naar de inpaktafel liep en daar is uitgegleden over een stukje groente. In het kader van de bewijswaardering kent het hof geen doorslaggevend gewicht toe aan de eerste twee verklaringen van [collega 1] die weliswaar kort na het ongeval zijn afgelegd, maar die ten aanzien van de toedracht, zoals hiervoor uiteengezet, toch ook nogal van elkaar afwijken. Gelet bovendien op de sterk wisselende verklaringen van [collega 1] nadien, en in het bijzonder haar onder ede tijdens het getuigenverhoor afgelegde verklaring waarin zij zegt niet te weten waarover [appellante] is uitgegleden, kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat [appellante] is uitgegleden doordat de vloer ter plaatse – al dan niet door haar eigen toedoen – nat was. Er zijn geen andere getuigen die de val hebben waargenomen zodat hun tijdens het getuigenverhoor afgelegde verklaringen op dit onderdeel niet van belang worden geacht. Dit betekent dan ook dat op basis van de getuigenverklaringen de toedracht van het ongeval onvoldoende is komen vast te staan. De toedracht kan ook niet anderszins worden vastgesteld. Aldi heeft niet kort na het ongeval een onderzoek verricht naar de werkomstandigheden van [appellante], de specifieke werkzaamheden of handelingen die zij verrichtte en de mogelijke oorzaak van het ongeval. Dit terwijl zowel [collega 1] als [appellante] tijdens het getuigenverhoor hebben verklaard dat [collega 1] direct na het ongeval naar de in het filiaal aanwezige filiaalmanager [filiaalmanager] is gelopen en hem heeft verteld wat er gebeurd was, maar dat deze niet is meegekomen of naar [appellante] is toegekomen. [filiaalmanager] heeft aldus niet zelf de toestand van [appellante] na het ongeval in ogenschouw genomen, noch heeft hij de plek van het ongeval geïnspecteerd of daartoe opdracht gegeven. Het toedrachtonderzoek dat op 9 december 2010 op initiatief van de verzekeraar van Aldi heeft plaatsgevonden bestaat, voor zover in deze procedure overgelegd, slechts uit één foto op die dag genomen van de inpaktafel/bank (productie 1 verweerschrift) en de verklaring van [collega 1] zoals genoemd onder 2.5 hierboven. Daaruit blijkt onvoldoende van de feitelijke omstandigheden ter plaatse op het tijdstip dat het ongeval plaatsvond. De conclusie is dan ook dat de toedracht van het ongeval, mede doordat Aldi – als werkgever - niet vlak na het ongeval een onderzoek heeft uitgevoerd, onvoldoende is komen vast te staan.
op 7 september 2010conform een degelijk schoonmaakplan werd schoongemaakt. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat de vloer van het filiaal specifieke kenmerken bevat die slip- of valgevaar zoveel mogelijk beperken. Ten aanzien van de vloer – die voorzien is van een 3-laags epoxycoating – heeft Aldi gesteld dat deze “van nature niet glad is”, maar in hoeverre hiervan daadwerkelijk een anti-slip werking uitgaat en de vloer voldoet aan het vereiste dat deze zoveel mogelijk stroef moet zijn, is onvoldoende onderbouwd. Aan bewijsvoering op dit punt wordt daarom niet toegekomen. De conclusie van Aldi dat er geen gladde tegelvloer is en zij
dushaar zorgplicht niet heeft geschonden, gaat in haar algemeenheid niet op. Verder heeft Aldi, als werkgever, ook geen schoenen verstrekt of eisen gesteld aan het schoeisel van personeel – zoals een deugdelijk profiel aan de onderzijde van de schoen en/of de aanwezigheid van een antislipzool – teneinde het valgevaar op de vloer van het filiaal te beperken (bij afwezigheid van een winkelvloer met voldoende anti-slip werking). De stelling dat klanten ook niet altijd deugdelijk schoeisel dragen, is overigens niet van belang nu deze – anders dan het personeel van Aldi – niet voortdurend in de winkel (werkzaam) zijn en zij vanzelfsprekend niet onder instructie van Aldi – als werkgever – staan. Het gaat in deze zaak om de veiligheid van werknemers op de arbeidsplaats ter zake waarvan de zorgplicht van artikel 7:658 lid 1 BW van de werkgever een hoog veiligheidsniveau vereist (zie o.m. HR 11 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9225
Als ik zag dat er iets de grond lag, ruimde ik dat op. Sommige collega’s deden dat ook en ander collega’s deden dat niet. Als een klant iets liet vallen in de buurt van de kassa of de inpaktafel dan moest de caissière bellen en dan kwam er iemand – als het meezat – omdat op te ruimen. Als het te druk was in de winkel kwam er niemand en dan moest de caissière het zelf opruimen”. [collega 3] heeft verklaard: “
Als er iets bij de kassa of bij de inpaktafel viel, werd meestal een collega geroepen om dat schoon te maken. Ik deed dat niet zelf want ik kon niet zomaar bij de kassa weglopen. (…) Het duurde soms even maar niet heel lang voordat er een collega kwam om schoon te maken”. Ook uit de eigen stellingen van Aldi blijkt dat het filiaal in Alphen aan den Rijn een drukbezocht filiaal is waarbij niet voorkomen kan worden dat er wel eens wat op de vloer valt. Het hof is dan ook van oordeel dat het feit dat de vloer van het filiaal één keer per dag rond sluitingstijd wordt schoongemaakt en medewerkers ervan op de hoogte zijn dat onregelmatigheden zo spoedig mogelijk moeten worden opgeruimd, daartoe materiaal aanwezig is, en de filiaalleider op die instructies toeziet, ook in algemene zin niet als voldoende kan worden beschouwd om valgevaar te voorkomen. Ten slotte is ook niet gesteld of gebleken dat een geel waarschuwingsbord op de vloer bij de plek van het ongeval was neergezet. Het hof is er niet van overtuigd dat een waarschuwingsbord (hier) geen toegevoegde waarde zou hebben gehad omdat de Aldi-medewerkers bekend zijn met het risico dat er onregelmatigheden op de vloer kunnen liggen, zoals Aldi heeft betoogd. Zeker in een supermarkt waar producten veelal in schappen op verschillende hoogtes boven de vloer geplaatst zijn en er veel verschillende klanten en medewerkers zijn die zich door het filiaal verplaatsen, al dan niet met een mandje of winkelwagen, kan niet van werknemers worden verwacht dat zij hun blik telkens op de vloer richten om daar kleine onregelmatigheden op te merken. Zelfs indien er sprake van zou zijn geweest dat [appellante] de vloer zelf had schoongemaakt en dus kon weten dat deze glad was (hetgeen niet vast is komen te staan) - moet rekening worden gehouden met het ervaringsfeit dat het regelmatig verkeren in bepaalde werksituaties ertoe kan leiden dat de werknemer minder voorzichtig is dan ter voorkoming van ongevallen raadzaam is. Een geel waarschuwingsbord heeft de bedoeling de aandacht te trekken en zal doorgaans minder snel over het hoofd worden gezien.
De beslissing
opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt Aldi tot betaling aan [appellante] van een voorschot op de schade, onder algemene titel, van € 3.000,-;
- veroordeelt Aldi tot betaling aan [appellante] van de kosten van het deelgeschil door de kantonrechter begroot op € 2.377,77;
- veroordeelt Aldi in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellante] tot op heden begroot op € 318,- aan verschotten en € 1.074,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Den Haag teneinde verder recht te doen in de zaak ten principale met inachtneming van dit arrest;