ECLI:NL:HR:2000:AA9051
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- A. Hammerstein
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid van de werkgever bij bedrijfsongevallen en bewijsvoering
In deze zaak gaat het om een bedrijfsongeval dat plaatsvond op 17 juli 1992, waarbij de hand van verweerder, die in dienst was van eiseres, ernstig verminkt raakte. Verweerder heeft eiseres gedagvaard voor de Kantonrechter te Deventer, waarbij hij schadevergoeding eiste voor het ongeval en de kosten van buitengerechtelijke rechtshulp. De Kantonrechter wees de vorderingen van verweerder af, maar in hoger beroep heeft de Rechtbank te Zwolle deze beslissing vernietigd en de vorderingen alsnog toegewezen. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank.
De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het ontbreken van een ongevalsrapportage door de Arbeidsinspectie automatisch betekent dat eiseres niet aan haar stelplicht heeft voldaan. De Hoge Raad benadrukt dat de werkgever ook op andere manieren kan aantonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan en dat het ontbreken van een rapport niet zonder meer leidt tot de conclusie dat de werkgever tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de Rechtbank en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de verantwoordelijkheden van werkgevers bij bedrijfsongevallen en de bewijsvoering in dergelijke zaken verduidelijkt. De uitspraak bevestigt dat werkgevers niet automatisch in gebreke zijn als er geen ongevalsrapportage is, maar dat zij ook andere bewijsstukken kunnen aanleveren om hun zorgplicht aan te tonen. Dit arrest heeft implicaties voor de manier waarop werkgevers hun verantwoordelijkheden in de toekomst kunnen documenteren en bewijzen.