Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van 23 juni 2017 met bijlagen, ingekomen op 26 juni 2017;
- een journaalbericht van 13 juli 2017 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
- jaaropgaven 2016 en 2017 van zijn moeder ( [de vrouw] );
- de bedragen die de zoon ontvangt van DUO aan studiefinanciering (gewone beurs en/of aanvullende beurs) sinds de datum dat hij meerderjarig is geworden (5 februari 2016) en de eventueel daaraan ten grondslag liggende stukken.
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de jongmeerderjarige, bijgestaan door zijn advocaat.
3.De feiten
- de jongmeerderjarige is de zoon van de man en [de vrouw] (hierna te noemen: de vrouw);
- het huwelijk van de man en de vrouw is op 28 maart 2012 ontbonden;
- bij de echtscheidingsbeschikking van 21 maart 2012 van de rechtbank Amsterdam is bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de thans jongmeerderjarige, telkens bij vooruitbetaling, zal uitkeren een bedrag van € 350,- per maand;
- bij beschikking van 2 februari 2016 is voormelde beschikking van de rechtbank Amsterdam gewijzigd en is bepaald dat de man met ingang van 1 juli 2015 in de kosten van verzorging en opvoeding, welke bijdrage sinds 5 februari 2016 geldt als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie, telkens bij vooruitbetaling, zal uitkeren een bedrag van € 233,- per maand.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
- een behoefte van de (thans) jongmeerderjarige van € 322,50 per maand;
- een netto besteedbaar inkomen van de man van € 2.214,- per maand en een draagkracht van € 239,- per maand (rekening houdend met de omstandigheid dat de man de helft van de woonlasten in [land] voldoet);
- een bruto inkomen van de vrouw van € 978,- per maand bij [naam taxibedrijf] en een inhouden pensioenpremie van € 82,- per maand, geen extra vakantietoeslag, een WW-uitkering van € 1.487,- over twee maanden in 2015 en een kindgebonden budget van € 364,- per maand. De draagkracht van de vrouw is vastgesteld op nihil, rekening houdend met de omstandigheid dat de vrouw de helft van de woonlasten in [land] voldoet;
- een zorgkorting van 15% aan de zijde van de man, waarbij het tekort aan draagkracht gelijkelijk over de man en de vrouw is verdeeld.
- in 2016: 70% x [2.696,- minus (€ 388,- + € 890,- + € 573,- + € 95,-)] is) € 525,- ;
- in 2017: 70% x [2.533,- minus (€ 388,- + € 905,- + € 573,- + € 95,-)] is) € 400,-.
(€ 905,-).