"Artikel 2
2.1 De man zal met ingang van 1 oktober 1991 aan de vrouw ter voorziening in haar levensonderhoud betalen een bedrag ad f 5.500,- per maand, welk bedrag bij vooruitbetaling zal worden voldaan. De genoemde uitkering zal met ingang van 1 januari 1992 aan de wettelijke indexering volgens de Nederlandse wet onderhevig zijn.
2.2 De in 2.1 genoemde uitkering zal niet bij rechterlijke uitspraak kunnen worden gewijzigd op grond van een wijziging van omstandigheden tot het tijdstip dat de man (op 60-jarige leeftijd) pensioengerechtigd wordt.
2.3 Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van de man zal de in 2.1 genoemde uitkering voor het levensonderhoud van de vrouw, wat de hoogte betreft, worden aangepast aan het pensioeninkomen van de man, en wel aldus dat de uitkering dan zal worden gesteld op 60% van de bruto-pensioenuitkeringen waarop de man dan aanspraak zal kunnen maken (...)
2.5 Partijen komen overeen, dat een eventuele limitering door tijdsverloop ten aanzien van de uitkeringen voor levensonderhoud van de vrouw, welke limitering in toekomstige Nederlandse wetten zou worden voorgeschreven, niet van toepassing zal zijn op de verplichtingen van de man uit hoofde van deze overeenkomst en evenmin op de tussen partijen gewezen rechterlijke beslissingen betreffende uitkeringen voor het levensonderhoud van de vrouw.
Artikel 4
4.1 Partijen komen tenslotte overeen, dat het hiervoor in de artikelen 1 [en] 2 (...) bepaalde tussen hen van kracht zal blijven, indien het huwelijk van partijen na de scheiding van tafel en bed om enigerlei reden zal worden ontbonden (...).
4.2 Partijen komen overeen, dat een eventuele limitering door tijdsverloop ten aanzien van de uitkeringen voor levensonderhoud van de vrouw, welke limitering in toekomstige Nederlandse wetten zou worden voorgeschreven, niet van toepassing zal zijn op de verplichtingen van de man uit hoofde van deze overeenkomst en evenmin op de tussen partijen gewezen rechterlijke beslissingen betreffende uitkeringen voor het levensonderhoud van de vrouw, ook niet wanneer het huwelijk van partijen is of wordt ontbonden."
(iv) Bij beschikking van 30 november 1992 heeft de rechtbank te 's-Gravenhage tussen partijen op hun gemeenschappelijk verzoek de scheiding van tafel en bed uitgesproken. Voorts heeft de rechtbank in die beschikking verstaan dat partijen onderling een regeling van hun vermogensrechtelijke betrekkingen hebben getroffen en deze hebben neergelegd in een convenant, waarvan de inhoud als in de beschikking opgenomen moet worden beschouwd. Verder heeft de rechtbank bepaald - kort gezegd - dat de man aan de vrouw een alimentatie zal moeten voldoen zoals geregeld in (art. 2.1 van) het tussen partijen gesloten convenant. Vanaf het tijdstip dat de man pensioengerechtigd wordt, dient de man aan de vrouw een maandelijkse uitkering te voldoen gelijk aan 60% van de bruto pensioenuitkeringen waarop hij dan aanspraak zal kunnen maken, aldus nog steeds de rechtbank.
Deze beschikking is op 26 februari 1993 ingeschreven in het huwelijksgoederenregister.
(v) De man heeft op 3 april 2003 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.