Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 6 december 2016
B. Braun Melsungen AG, gevestigd te Melsungen, Duitsland,
Becton Dickinson B.V., gevestigd te Breda,
Becton Dickinson Infusion Therapy B.V., gevestigd te Bilthoven, gemeente De Bilt,
Procesverloop
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep
De appeldagvaarding is conform de instructie van het hof op 20 juli 2016, vijf dagen na het verstrijken van de appeltermijn, betekend. Becton c.s. is hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
Niet-ontvankelijkverklaring zou disproportioneel zijn.
In HR 28 november 2003, NJ 2005/465, HR 27 mei 2011, NJ 2012/625 en HR 3 oktober 2014, NJ 2016/89 heeft de Hoge Raad uitzonderingen toegelaten op het uitgangspunt dat de appeltermijn strikt moet worden gehandhaafd.
B. Braun ontleent recht op bescherming aan artikel 4 en artikel 7 lid 2 EEX-Verordening. Derhalve is artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van toepassing en heeft B. Braun tegenover de Nederlandse Staat en daarmee ook tegenover de Nederlandse rechterlijke macht recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Onverkorte hantering van het strikte uitgangspunt naar Nederlands recht met betrekking tot de appeltermijn zou B. Braun een doeltreffende voorziening onthouden en dat nog wel op een moment dat de wetgever heeft besloten tot een wetswijziging die tot gevolg zal hebben dat B. Braun zeker ontvankelijk zou zijn. Niet-ontvankelijkheid is derhalve in strijd met het Unierecht.