Uitspraak
gevestigd te Dublin, Ierland,
gevestigd te Soest,
1.Het verdere verloop van het geding in cassatie
2.Verdere beoordeling van het middel
4.Beslissing
11 maart 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Ryanair Limited en PR Aviation B.V. De zaak betreft de vraag of het gebruik van vluchtgegevens op de website van Ryanair in strijd is met de algemene voorwaarden van de luchtvaartmaatschappij, en of dit kan worden gekwalificeerd als wanprestatie. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een tussenarrest van 17 januari 2014, waarin een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) is gesteld over de toepassing van de Databankenrichtlijn (DbRl). Het HvJEU heeft op 15 januari 2015 geoordeeld dat de DbRl niet van toepassing is op databanken die niet auteursrechtelijk beschermd zijn of beschermd zijn door een sui generis recht. Dit betekent dat contractuele beperkingen op het gebruik van dergelijke databanken niet in strijd zijn met de richtlijn.
De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van PR Aviation over de nietigheid van het verbod in de algemene voorwaarden van Ryanair om gebruik te maken van haar databank, gegrond zijn. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam en verwijst de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. PR Aviation wordt veroordeeld in de proceskosten van de cassatieprocedure, maar er wordt geen kostenveroordeling op basis van artikel 1019h Rv opgelegd, omdat de zaak niet primair betrekking heeft op intellectuele eigendomsrechten. De uitspraak benadrukt de grenzen van contractsvrijheid in het kader van databanken en de rol van de DbRl.