ECLI:NL:GHARL:2025:3685

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
25/145
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2011 met betrekking tot aanmerkelijk belang en dividenduitkeringen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 4 december 2024 het beroep inzake de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2011 ongegrond verklaarde. De Inspecteur had een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 639.605, na een eerdere vermindering van de aanslag. Belanghebbende, die als bestuurder van [naam3] BV fungeerde, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende gerechtigde is tot de voordelen uit [naam4] en [naam6], en dat hij een aanmerkelijk belang houdt in beide vennootschappen. De Inspecteur heeft de navorderingsaanslag opgelegd op basis van de uitbetaalde dividenden, die als inkomen uit aanmerkelijk belang bij belanghebbende in aanmerking zijn genomen. Belanghebbende betwist de navorderingsaanslag en stelt dat de Inspecteur niet beschikt over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur wel degelijk over een nieuw feit beschikt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De zaak behandelt ook de verlengde navorderingstermijn en de vraag of de Inspecteur alle relevante stukken heeft ingediend. Het Hof concludeert dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd en dat de heffingsrente gehandhaafd blijft.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 25/145
uitspraakdatum: 17 juni 2025
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats]hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (de Rechtbank) van 4 december 2024, nummer ARN 23/3469, ECLI:NL:RBGEL:2024:8580, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.279.506. Daarbij is een bedrag aan heffingsrente berekend van € 126.627.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 maart 2023 de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 verminderd tot een belastingaanslag naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 639.605. De heffingsrente is verminderd tot € 61.658.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen. De Rechtbank heeft bij uitspraak van 4 december 2024 het beroep inzake de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 ongegrond verklaard en vergoedingen voor immateriële schade en proceskosten toegekend van respectievelijk € 500 en € 218,75.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Belanghebbende heeft op 4 april 2025 een nader stuk ingediend.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2025 te Arnhem. Namens belanghebbende zijn verschenen de advocaten mr. C.A.H. Bikkers en mr. D.J. Franssen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam1] en [naam2] . De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht. Verder heeft de Inspecteur ter zitting een aanmaningsbrief aangifte inkomstenbelasting 2011 van 27 juni 2013 ingebracht. De zaken met de nummers 23/2201, 23/2202 (inzake de navorderingsaanslagen IB/PVV 2008 en 2010) en 25/145 zijn gelijktijdig en gevoegd behandeld. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Op 1 mei 2002 is [naam3] BV opgericht. Belanghebbende is sinds de oprichting tot aan de ontbinding per 1 september 2019 enig bestuurder van [naam3] BV. Tot 25 januari 2007 was belanghebbende enig aandeelhouder van [naam3] BV. Deze vennootschap beschikte over een bankrekening bij [de bank1] in Nederland onder nummer [nummer1] .
2.2.
Vanaf 25 januari 2007 is [naam4] enig aandeelhouder van [naam3] BV. [naam4] is gevestigd in het Verenigd Koninkrijk en is opgeheven op 12 januari 2016. [naam4] beschikte over een bankrekening bij [de bank2] met rekeningnummer [nummer2] .
2.3.
In een door belanghebbende ondertekende ‘service agreement’ van 16 oktober 2008 is belanghebbende als ‘beneficial owner’ van [naam4] aangeduid. In een Nederlandstalige (niet-ondertekende) versie van de ‘service agreement’ is belanghebbende als economische eigenaar van [naam4] aangeduid. In een ‘statement of beneficial ownership’ van [de bank3] van 8 september 2011 is belanghebbende als ‘ultimate beneficial owner’ van [naam4] vermeld.
2.4.
Vanaf 3 augustus 2015 is [naam5] de enig aandeelhouder van [naam3] BV. [naam6] is op 14 januari 2008 naar het recht van de Seychellen opgericht en is gevestigd in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). Van 14 januari 2008 tot 23 april 2008 was belanghebbende gevolmachtigde van [naam6]
2.5.
Op 24 april 2008 heeft [naam6] een bankrekening bij [de bank4] te Luxemburg aangevraagd onder rekeningnummer [nummer3] . Op het aanvraagformulier voor de bankrekening is belanghebbende vermeld als ‘ultimate beneficial owner’. Bij [de bank4] te Luxemburg is onder rekeningnummer [nummer4] een bankrekening geopend ten name van [naam7] .
2.6.
In een door belanghebbende ondertekende ‘service agreement’ van 17 oktober 2008 is belanghebbende als ‘beneficial owner’ van [naam6] aangeduid. Op een formulier van [de bank3] van 28 februari 2011 is belanghebbende als ‘beneficial owner’ van [naam6] vermeld.
2.7.
Op 11 oktober 2005 is [naam8] opgericht. Op een formulier met de naam ‘Orderform for [naam9] to Panama Foundation’ is vermeld dat de [naam10] ( [naam10] ), gevestigd te Panama, de aandelen (één aandeel) zal houden in [naam8] , ook gevestigd te Panama. Belanghebbende, zijn vrouw en zijn kinderen zijn als begunstigden op het formulier vermeld. Ook is vermeld dat belanghebbende een ‘general power of attorney’ heeft. Op 15 oktober 2005 heeft [naam10] het aandeel in [naam8] verkregen. [naam8] heeft op 15 oktober 2005 een volmacht afgegeven aan belanghebbende die geldig is tot 15 oktober 2008. In een document met het opschrift ‘Foundation declaration of ownership and benefit from [naam8] ’ is belanghebbende als beneficial owner van [naam10] aangemerkt en is [naam10] vermeld als de aandeelhouder van [naam8] en degene die alle macht en voorrechten van [naam8] bezit.
2.8.
Per 9 december 2009 is [naam11] formeel aandeelhouder van [naam6] Per 19 januari 2010 is [naam11] formeel aandeelhouder van [naam4] [naam15] . is aandeelhouder van [naam11] Belanghebbende is voor 2,5% aandeelhouder van [naam15] .
2.9.
In een ‘declaration of benefit’ van [naam11] met datum 8 september 2011 is onder meer het volgende vermeld:
“(…) FIRST: ASSETS
This declaration is made with respect only to the following specific asset(s), which shall indirectly be part of the Company's assets, and consist of:
100 out of 100 shares (hereinafter referred to as the "Shares") issued by [naam4] incorporated in accordance with the laws of the United Kingdom on 1/19/2006 (hereinafter referred to as the "Subsidiary"), the Shares having a par value of GBP 1 each.
SECOND; BENFICIAL OWNERS
The Beneficial Owner(s) of the Shares referred to in this document is/are: [belanghebbende]
THIRD: DIVIDENDS/BENEFITS
The Company expressly declares it (in-) directly holds the Shares and all its ownership powers and prerogatives. Any dividends and any other benefits arising in respect of the Shares of the Subsidiary shall be paid and/or exercised for the benefit of the above named Beneficial Owner(s) which may from time to time be added or changed by means of a Letter of Wishes.
(…)”
2.10.
Op bankafschriften van de hiervoor vermelde bankrekeningen van [naam3] BV en [naam4] , en rekeninguittreksels, kwitanties en opdrachtbevestigingen van de bankrekeningen van [naam6] en [naam7] bij [de bank4] zijn onder meer de volgende geldtransacties vermeld:
Datum
Bedrag
Van
Naar
Omschrijving
22 dec. 2010
€ 300.000
[naam3] BV
[naam4]
’Interim dividend’
3 jan. 2011
€ 300.003
[naam4]
Belanghebbende
‘1st Loan Installment (…) on behalf of [naam6] ’
28 jan. 2011
€ 300.000
[naam3] BV
[naam4]
’Interim dividend’
3 feb. 2011
€ 300.000
[naam4]
[naam5] Inc
’interim dividend’
15 feb. 2011
€ 299.602,50
[naam5] Inc
Belanghebbende
‘Payment of 2nd Loan Installment to [belanghebbende]’
5 juli 2011
€ 42.000
Belanghebbende
[naam4]
‘Interest payment 2011 on behalf of [naam6] ’
20 juli 2011
€ 40.000
[naam4]
Belanghebbende
‘Payment of loan advance onbehalf of [naam6] ’
2.11.
In een brief van [de bank4] van 31 oktober 2008 is onder meer vermeld:
“(…) We would be pleased if you could send by returning fax this agreement duly signed by 3 Directors of the company ( [naam13] , [naam14] as well as you) on the withdrawal made by [belanghebbende] :
Company: [naam6] (A/C / 21840)
Amount EUR 160.000,-
Date 30.10.2008
Please find as attachment 2 invoices concerning [naam4] and [belanghebbende] , may we ask you to return them duly signed by the Directors.”
2.12.
In een opdrachtbevestiging van [naam7] aan [de bank4] te Luxemburg van 25 november 2008 is onder meer het volgende vermeld:
“(…) This fax letter is authorization and order to pay from our account: [nummer4] / [nummer7]
Euro 174000 in cash to [belanghebbende] (…)”
2.13.
In een brief van 18 november 2010 van belanghebbende aan [naam15] . is onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Based on the Letter of Wishes, issued by me on 15 September 2010, hereby make a request for a gift from [naam15] .
Kindly consider making a gift to [belanghebbende] for the amount of € 449.000 and send it to the following bank account:
[de bank5] account [nummer5]
IBAN: [nummer6]
(…)”
2.14.
In een brief van 2 december 2010 van [naam15] aan belanghebbende is onder meer het volgende vermeld:
“(…)
You requested us to make a gift to [belanghebbende] in accordance with the Letter of Wishes that you submitted to us earlier. The Board considered the request at a meeting held on 25 November 2010 and has decided to grant your request. Please be advised that the procedure for effecting this gift is now underway.”
2.15.
Op 17 december 2016 heeft een woningbrand plaatsgevonden op het toenmalige woonadres van belanghebbende te [plaats1] . In het schaderapport van de verzekeraars is opgenomen dat de inboedel nagenoeg volledig verloren is gegaan.
2.16.
Op 27 mei 2019 is belanghebbende tweemaal verhoord door de FIOD. Van beide verhoren is een proces-verbaal opgemaakt. In het proces-verbaal van het eerste (ochtend)verhoor is onder meer het volgende opgenomen:
V: Wat kunt u vertellen over [naam3] B.V.?
A:"Dat was mijn persoonlijke holding. Sinds 2002."
OV: Wij tonen u een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [naam3] B.V. Hierop is t
elezen dat u bestuurder bent sinds oprichtingsdatum 1 mei 2002 en dat u enig aandeelhouder was van 1 mei 2002 tot 25 januari 2007. Per 25 januari 2007 is enig aandeelhouder [naam4] en per 3 augustus 2015 is enig aandeelhouder [naam5] uit Dubai.
V: Wat houdt uw taak als bestuurder in, waarvoor bent u verantwoordelijk?
A:"Ik ben statutair bestuurder en zorg dat de administratie van dat bedrijf wordt verzorgd. "
V: Waarom is [naam3] B.V. verkocht aan [naam4] ?
A:"Dat heeft ermee te maken dat deze entiteit ondergebracht werd in [naam4] . De [naam4] was onderdeel van een zgn. [naam9] to Foundation". lk heb afspraken gemaakt over het opstellen van een [naam9] to Foundation, een Panamese stichting en daar komt dan een [naam9] (aanhechting) aan. U heeft ongetwijfeld een plaatje met entiteiten gevonden op mijn harde schijf. Een soort van kerstboom noemen ze dat? Dit was in een periode dat mijn bedrijf veel opbracht. Dit vermogen had ik zelf niet nodig. Is het dan niet handig dat je dit gebruikt voor bijvoorbeeld familie, voor investeringen in studie, woning e.d. De achterliggende gedachte was dat dit voor dit doel beschikbaar moest zijn voor mijn familie. Daarvoor heb ik advies ingewonnen bij [naam16] [Hof: [naam16] ]. Inmiddels berucht, volgens de media. Aan dat [naam16] zat de [naam17] verbonden.
V:Wat kunt u ons, zo uitgebreid en specifiek mogelijk, verklaren over de verkoop van [naam3] B.V. aan [naam4] op 25 januari 2007? Is de waarde vastgesteld van [naam3] B.V.?
A:"Dat is toen besproken met [naam18] ." De eigenaar van [naam4] was [naam5] . De eigenaar van [naam5] had ook een eigenaar. lk kom met mijn wensen pakket bij [naam16] , later [naam17] . Gevraagd of dat allemaal kan. Vervolgens krijg je van [naam17] een advies hoe je dat kan oppakken. Dat is een dienst van hun. Hoe zij dat precies doen met al die bedrijven weet ik niet, daar betaal ik voor. Er wordt bepaald wat de holding waard is dat heeft [naam18] gedaan. Vervolgens spreek je met mensen van [naam17] . De uiteindelijke gerechtigde van [naam4] ben ik zelf.
De UBO van [naam8] dat ben ik. Zo wordt de structuur van [naam17] aangeboden. (…)
NB: V.w.b. De zin
"De uiteindelijke gerechtigde van [naam4] ben ik zelf'en
De UBO van [naam8] dat ben ik"is [belanghebbende] van mening dat hij UBO is van de bovenste rechtspersoon van de structuur. Volgens de documentatie komt de [naam10] als aandeelhouder naar boven. Kennelijk ben ik dan UBO van [naam10] .
V: Waarom was het de bedoeling dat aandelen overgingen naar [naam5] Ltd?
A:"Dat was omdat de manier van de dienstverlening hierover niet oke was. Er werd niet gecommuniceerd, als ik een vraag stelde als directeur kreeg ik geen antwoord. Dit was in 2015. Later is gebleken dat de topstructuur niet eens meer bestond.
In 2009 is er sprake geweest van een omzetting van de structuur. Toen is [naam4] overgaan naar de [naam15] structuur. Hoe dat precies gaat met de aandelen overdracht e.d. weet ik niet, dat regelen zij. Toen is de structuur/de dienstverlening over gegaan naar Succes by Sharing (de handelsnaam), mijn contactpersoon daar was [naam19] .
Zij hebben die overgang bewerkstelligd. Daar was ik voor 2,5% aandeelhouder van, van [naam15] . Dat werd als een alternatieve dienst gedraaid. Dus heb je daar wel weer een vorm van aandeelhouderschap terug. Dat heeft een aantal jaren prima gefunctioneerd. Daar is uiteindelijk ook de hypotheek mee geregeld. Met die structuur hield op een bepaalde dag gewoon op. lk heb nog steeds een paar vragen voor [naam19] , maar ik kan hem niet meer bereiken. De structuur faalde".
2.17.
In het proces-verbaal van het tweede (middag)verhoor op 27 mei 2019 is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
V: Heeft u diensten afgenomen van de [naam16] , zo ja, welke en met welk doel?
A:
“Ik wilde graag een voorziening treffen voor mijn zakelijke activiteiten dat ten goede zou komen voor investeringen aan mijn familie, na mijn overlijden. Bijvoorbeeld voor studie, studiereizen. Dat was de kern van de vraag. [naam16] vertelde dat mijn activiteiten onderdeel konden worden van een Panamese constructie. In mijn herinnering, nu veertien jaar later is toen gezegd dat je als UBO zelf kan bepalen wie de beschikking heeft over zijn vermogen. Want als je UBO bent dan bepaal je over dat vermogen wat ermee mag gebeuren, maar je kunt ook bepalen als je er zelf niet meer bent wie er dan volgordelijk dan over dat vermogen mag beschikken. En dat is mooi want dat leest als een testament en je hebt het vermogen op een plek gezet waar het ten dienste kan komen van. En zij hebben toen een dienst voorgesteld waarmee je dat kunt operationaliseren.
U vraagt mij: hebben ze ook de juridische gevolgen met u doorgenomen? Ze hebben me uiteraard gewezen op de veranderende rol van aandeelhouder. Eerst was ik aandeelhouder, daarna niet meer. Ze hebben me ook gewezen op de fiscaliteit. Dit zou verder geen gevolgen hebben omdat je dan UBO bent, deze constructie is toegestaan en daardoor had het fiscaal geen consequenties. Destijds werd ik bij [naam16] als cliënt doorverwezen naar [naam17] . Ik weet niet meer wie ik bij [naam16] gesproken heb.”
V: Heeft u diensten afgenomen van de [naam17] , zo ja welke en met welk doel?
A:
"Deze structuur en het beheer van de structuur. "
(…)
V: Wat kunt u verklaren over de [de bank4] in Luxemburg?
A:
“De [de bank4] is een bank waar ik een contante betaling heb opgehaald. Dit was een bedrag van 175.000 euro of 160.000 euro. Ik weet het niet precies: Het was in ieder geval een enorm bedrag.”
V: Wanneer was dat?
A:
“Dat was in 2007 of 2008. Ik gok in 2008. Dat kan ik voor u nakijken. Dat geld heb ik later weer afgestort op een bedrijfsrekening.”
(…)
V: Waarom was het nodig de structuur te herzien?
A:
[naam17] / [naam19] wees mij op het feit dat per 1 januari 2010 er een vakje bij kwam bij de aangifte IB waar je belangen bij buitenlandse trust zou moeten melden. Met mogelijk fiscale consequenties van dien. De [naam17] had eerder als advies dat er géén fiscale consequenties zou zijn. Ze konden hun toezeggingen/beloften daardoor niet meer waarmaken. Daarop zei meneer [naam19] dat als we de Panama structuur onder brengen bij [naam15] . dan hoef je dat vinkje op de IB niet te zetten. Maar natuurlijk wel melden dat je voor 2,5% aandeelhouder bent. Met als bijkomend voordeel dat je ook mee kunt doen in het Succes By Sharing concept. Dat ziet er op als de deelnemers die elkaar kunnen helpen om business te ontwikkelen.
(…)
OV: Het onderzoeksteam van de FIOD heeft naar aanleiding van een rechtshulpverzoek naar Luxemburg stukken ontvangen inzake de rechtspersonen
' [naam7] '(hierna te noemen [naam7] ) en de
' [naam17] '. [naam7] heeft een bankrekening bij de [de bank4] (Luxemburg) S.A. met rekeningnummer [nummer8] . Wij tonen u een kopie van een faxbericht dat op 27 november 2008 gestuurd is door [naam20] van de [naam7] aan [naam21] van de [de bank4] . Hierop lezen wij, verbalisanten, dat [naam7] toestemming geeft om van hun account [nummer9] een bedrag van € 174.000 in cash uit te betalen aan [belanghebbende].
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A:
"Dit is interne mail, maar het correspondeert wel met het bedrag wat ik uitbetaald heb gekregen. Daar heb ik met meneer [naam21] contact over gehad om dat af te spreken. Maar deze interne mail ken ik niet."
V: Waarom nam u contant € 174.000 op van de bankrekening van [naam7] ?
A:
"Ja, dat is een goede vraag. Ik was daar absoluut niet blij mee. Als je teruggaat naar de oorspronkelijk doelstelling. Er is mij toegezegd dat elk van de entiteiten (binnen de structuur) een eigen rekening zou krijgen zodat je daar transparant over kunt zijn. Ik heb nooit de beschikking gekregen over bankrekeningen. Zij wilden of konden dat niet via een eigen bankrekening van [naam8] zelf doen. [naam8] heeft nooit een eigen rekening gehad. Dus kan je ook niet elektronisch bankieren. En als alternatief stelden ze me dit voor. Nou ga ik niet met veel plezier met zo'n groot bedrag over straat, maar ik ben er wel in mee gegaan en heb het wel opgehaald."
V: Heeft u iemand ingelicht dat u dat geld ging ophalen?
A:
"Nee, ik heb daar niemand over ingelicht en er is niemand met mij mee geweest ik vond het doodeng."
OV: Wij tonen u DOC-009, dit is een ontvangstbewijs van de [de bank4] waarop staat vermeld dat van rekening [nummer4] op 4 december 2008 een bedrag van € 174.000,00 is opgenomen. Daarnaast is er een kopie van een paspoort van [belanghebbende] (…) . Op de ontvangstbewijs is een handtekening geplaatst bij handtekening cliënt dat grote gelijkenissen vertoont met de handtekening op de bijgevoegde paspoort.
V: Wat kunt u over deze geldopname verklaren?
A:
“Dit is ter bevestiging van de opname."
V: Wat kunt u over de herkomst van de contant opgenomen € 174.000 verklaren?
A:
"De herkomst komt uiteindelijk van de holding [naam3] B.V. Die heeft dit als dividend uitgekeerd naar [naam4] . In dit geval 175.000 euro. Hoe de verdere geldstromen zijn gelopen weet ik niet. Maar het heeft erin geresulteerd dat ik 174.000 euro van deze rekening contant ter beschikking heb gekregen, er ging namelijk nog fee vanaf. Naar wie de fee ging is mij onbekend. De structuur of de [de bank4] of een verdeelsleutel, geen idee".
V: Het geld van [naam3] B.V. is via deze tussenstappen contant opgehaald van de [naam7] rekening. Heeft iemand dit geadviseerd?
A:
"Ik wilde dit natuurlijk giraal doen, maar omdat zijn geen rekening konden of wilden verschaffen is dit op deze manier gegaan. Het is mij gezegd het zo te doen, door de organisatie [naam17] ".
OV: Wij tonen u DOC-007 en DOC-005. DOC-007 is een transactieoverzicht over de periode DOC-005 24 november 2008 tot en met 16 december 2008. Hierop is te zien dat op 25 november 2008 een interne overboeking heeft plaatsgevonden van € 174.000. Op 4 december is er kasopname (cash withdrawal) van € 174.000. Bij de onderliggende stukken van de interne overboeking van € 174.000 op 25 november 2008 is te zien dat het geld afkomstig van de [de bank4] met rekeningnummer [nummer3] . DOC-005 is een lijst met rekeningnummers van de [de bank4] . Op deze lijst staat dat de [naam6] de rekeninghouder is van rekeningnummer [nummer3] .
V: Waarom neemt u contant € 174.000 op van de rekening van [naam7] dat afkomstig is van [naam6] ?
A:
"Dat vind ik ook een goede vraag, want ik handel op hun instructies. Dat [naam5] daar een rekening heeft is nieuw voor mij. Terugkijkend had ik dit dus ook giraal kunnen boeken. Nogmaals hier heb ik geen weet van gehad, anders was ik niet met dat geld over straat gegaan."
O: Op 14 oktober 2008 maakt [naam3] BV een bedrag van € 175.000 over op bankrekening [nummer10] van [naam4] Ltd met omschrijving Dividend 2007. [naam4] maakt vervolgens een bedrag € 174.191 over naar bankrekening 121840 van [naam6] bij de [de bank4] . Op 30 oktober 2008 wordt er door u een bedrag van € 160.000 contant opgenomen. Het bedrag dat als dividend is uitgekeerd door [naam3] B.V. komt uiteindelijk binnen twee weken bij u terecht.
V: Uiteindelijk is het dividend van [naam3] B.V. contant bij u terecht gekomen?
A:
"De suggestie dat dit als dividend bij mij is gekomen, is geen juiste conclusie. Er is dividend uitbetaald door [naam3] B.V. aan [naam4] en dat is uiteindelijk met de kosten er vanaf aan mij ter beschikking gesteld op de data genoemd in de bankafschriften. Ik ben drie keer in Luxemburg geweest. Twee keer een groot bedrag en later nog een klein bedrag van 7000 euro ongeveer. Ze hadden toen niet voldoende euro briefjes en toen moest ik nog een keertje langs. De herkomst is dividend van [naam3] B.V., maar dit bedrag is niet door [naam7] als dividend aan mij ter beschikking gesteld, dat is cruciaal."
"U merkt op dat de opname van 160.000 euro is gedaan van de bankrekening van [naam6] Dat kunt u misschien zo stellen, maar als ik dan terug ga naar de eerdere transactie, wordt verwezen naar dit nummer. Ik heb nooit geweten van een [naam6] rekening. Ik heb nog meer referentienummers gezien op het document dat u mij eerder toonde (DOC-005).”
"Er staat bovenaan het bankafschrift een rekeningnummer en geen naam van [naam6] Ik zie alleen een nummer en zie niet van wie de rekening is".
O: Wij zien bij [naam3] B.V. dividend uitgekeerd worden dat uiteindelijk bij u als natuurlijk persoon terecht komt.
V: Waarom ontvangt u niet direct de dividend van [naam3] BV?
A:
"Omdat het niet als dividend naar mij toe moest komen."
V: Waarom niet?
A:
"Omdat dat niet het doel was. Het zijn zakelijke leningen."
V: Door de contante opname doorbreekt u het zogenaamde 'paper-trail'. Dat wil zeggen dat de geldstroom niet meer digitaal te volgen is. Wat heeft u met de contante opname van € 160.000 gedaan?
A:
"Die heb ik teruggestort op één of meerdere zakelijke rekeningen. Dit zal [naam3] B.V. zijn of [naam22] B.V. De paper-trail is inderdaad doorbroken, maar dat is hetgeen wat ik net niet wilde."
V: Waarom is het bedrag à € 160.000 niet op uw rekening gestort?
A:
"Ik ging er vanuit dat die entiteiten geen eigen rekening hadden. Ik dacht dat zij dat naar mij zouden overmaken. Zij zeiden dat het zo moest en daar ben ik in mee gegaan. ik wilde wel, maar zij wilden dat niet."
OV: € 160.000 is in onze ogen best een flink bedrag. Wat kunt u vertellen over de genomen maatregelen om dit bedrag veilig te vervoeren?
A:
"Nou zoals ik al vertelde. Het is niet voor niets dat ik dat bedrag in een keer heb gestort want dan hoort er een MOT-melding gedaan te worden. Maar daar heb ik niets van gehoord. Ik wilde juist dat dat duidelijk werd. "
V: Wat heeft u gedaan met de opname van 175.000 euro?
A:
"Dat is precies hetzelfde verhaal. Ik heb het op een rekening gestort. Dit zou ook een privérekening kunnen zijn en dat ik dat later heb overgemaakt naar een zakelijke rekening."
(…)
OV: Op 31 oktober 2008 zien wij op de bankrekening van [naam3] BV dat er een bedrag a € 160.000 contant is gestort met omschrijving
'RC [belanghebbende] '.
V: Wat kunt u verklaren over de herkomst van deze € 160.000.
A:
"Dat is de 160.000 euro die ik in Luxemburg heb opgenomen bij de [de bank4] ."
OV: Wij vermoeden dat u het contant opgenomen bedrag van de [de bank4] op 30 oktober 2008 à € 160.000 heeft gebruikt om uw rekening courantschuld bij [naam3] BV af te lossen.
V: "Klopt het dat u uw rekening courantschuld heeft ingelost met geld dat u uit Luxemburg had opgenomen? Zo ja, waarom is dit niet meteen intern bij [naam3] BV geboekt van bank aan rekening courant?
A:
"Dat is juist. Dat heeft te maken met de advisering van [naam17] . In de loop der tijd is er een rekening-courant verhouding ontstaan bij [naam3] B.V. en de meerdere entiteiten in de kerstboom. Dit wilde ik niet. Ik wil één entiteit waar ik een zakelijke lening heb. Lenen van de hoogste entiteit, daar heb ik een schuld en alle rekening-couranten die eronder hangen opschonen. En in het kader van opschonen heb ik de 160.000 euro gestort. "
(…)
O: Wij tonen u DOC-101. Dit is een statement of benefical ownership van de [de bank3] . Hierop lezen wij dat de UBO van [naam4] Limited [belanghebbende] is.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A:
“Dit is een interessant document. Dit ken ik niet. Dat zou dan ook indruisen tegen datgene wat ik met meneer [naam19] heb afgesproken. [naam15] zou UBO zijn”.
O: Wij tonen u DOC-104. Dit is een document van de [de bank3] . Hierop lezen wij dat de UBO van [naam6] [belanghebbende] is.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A:
“Dat is niet waar”.
O: Wij tonen u DOC-105. Dit is een document van de [naam10] . Hierop lezen wij dat de UBO bent van [naam8] [belanghebbende] is.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A:
“Dit strookt wel met mijn verwachtingen, maar ik ken het document niet".
O: Wij tonen u DOC-066 en DOC-074. Dit zijn service agreements tussen [naam4] Limited (DOC-074) en [naam6] met de [naam17] Corporate Services FZCO uit 2008. Op deze documenten lezen wij dat de u UBO bent van [naam6] en van [naam4] Limited. Op deze documenten u als UBO en tekent uw ex-vrouw mevrouw [naam23] als getuige.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A:
" In het kader van de dienstverlening toen herken ik dat ja. Er staat hierboven al service agreement, dat betekent dienstverleningsovereenkomst. Dit slaat op de periode dat ik die Panamese structuur had voor 1 januari 2010. En dit eindigde toen de structuur overging. Op de documenten staat ook op wie de UBO is van een bedrijf. Nu gaat het erom, dat is een stukje spraakverwarring. Ben je direct of indirect de UBO van een bedrijf. Maar ik vermoed dat u denkt dat ik rechtstreekse UBO ben van de Ltd. Dat zou een interpretatie verschil kunnen zijn. Zoals ik dit interpreteer ben ik UBO vanwege het feit dat ik via de entiteit aan de top de UBO ben, dus indirect".
(…)
OV: In uw aangifte Inkomstenbelasting 2010 is vermeld dat u 5 aandelen [naam15] . heeft.
V: Waarom heeft u 5 aandelen van [naam15] Limited?
A:
"Omdat dat de verhoudingen weergaf in de nieuwe structuur. Eerst was dat de zgn. [naam9] Foundation en daar in 2010 komt [naam15] Lld voor in de plaats. Dit was allemaal op advies van [naam19] . Dit is ook één van de redenen dat ik aan sla op dat UBO schap. In de documenten staat dat ik UBO ben direct of indirect. Dat vervalt natuurlijk op het moment dat de structuur overgaat. Ik bestrijd een mogelijk lezing dat ik na 1 januari 2010 nog UBO ben in [naam5] en [naam4] .”
(…)
OV: Op 8 december 2010 ontvangt [belanghebbende] op bankrekening [nummer5] bij de [de bank5] een bedrag à € 449.000 van [naam15] Limited, als
'goft’.
V: Waarom krijgt u dit bedrag op uw rekening gestort?
A:
"In het kader van de verdere consolidatie van de rc verhoudingen. U zult daarna zien dat er nog weer bedragen af gaan naar bijvoorbeeld [naam3] B.V. van 400.000 euro."
V: Wij denken dat met 'goft', 'gift' wordt bedoeld. Waarom krijgt u een gift van [naam15] ?
A:
"Ik bestrijd dat dit een gift is. ik weet niet wat er met 'goft' wordt bedoeld. De enige afspraak is gemaakt over die consolidatie van de rekening-courant. Het kan een verschrijving zijn, ik ben niet verantwoordelijk voor de titulatuur."
OV: Op 15 september 2010 is er een Letter of Wishes opgesteld door [belanghebbende] met [naam23] . Hierin verzoekt [belanghebbende] om een gift van [naam15] Limited, en gerelateerd tot de voordelen, gerealiseerd door [naam6] Op 18 november 2010 heeft [belanghebbende] een Request for a gift van [naam15] . gedaan, gebaseerd op een Letter of Wishes van 15 September 2010. [Belanghebbende] verzoekt [naam15] Limited om in overweging te nemen om een gift te doen voor het bedrag van € 449.000 en dit bedrag te storten op bankrekening [de bank5] account [nummer5] , IBAN: [nummer11] . Op 25 november 2010 hebben de bestuurders van [naam15] een bijeenkomst belegd en na zorgvuldig beraad hebben zij besloten om het verzoek van [belanghebbende] van 18 november 2010 voor een gift van € 449.000 toe te kennen. Dit bedrag is ontvangen van dividenden direct of indirect dochterbedrijf van [belanghebbende]. Het document is ondertekend door: [naam24] , [naam25] en [naam26] . Op 2 december 2010 heeft [naam15] . een brief gestuurd naar [belanghebbende], [adres1] , [plaats1] met de mededeling dat het verzoek van [belanghebbende] van 18 november 2010 is gehonoreerd tijdens de bijeenkomst van 25 november 2010 en de procedure voor de effectuering van de gift onderweg is. [naam11] is op dat moment aandeelhouder van [naam4] en tevens van [naam6] [naam15] is aandeelhouder van [naam11]
[naam3] BV heeft op 18 november 2010 een bedrag à € 450.000 van bankrekening [nummer1] overgemaakt aan [naam4] Bankrekening [nummer12] met omschrijving Dividend. Op 8 december 2010 ontvangt [belanghebbende] op bankrekening [nummer5] bij de [de bank5] een bedrag à € 449.000 van [naam15] , als
'goft’.
(…)
V: Wat wilt u over deze geldstroom verklaren?
A:
"Ik schrik hiervan. Omdat het niet aansluit met de intentie die we hadden de consolidatie van de rekeningen-couranten. Dit is niet wat ik met [naam19] heb afgesproken. Dit was niet de bedoeling. De interne communicatie, daar kan ik niets over verklaren. Evenals de handtekeningen die eronder staan. En hoe ze de omschrijving hebben genoemd ook niet. Nu is het vervelende dat in al die documenten het woord "gift" terugkomt. Er had net zo goed "lening" kunnen staan. Het punt is dat het begint met de Letter of Wishes. Dit is feitelijk wat er in de plek is gekomen van het UBO document bij de Panama Foundation. Er staat “eventuele" giften, dat wil niet zeggen dat je er ook gebruik van gaat maken. Dan komt het "Request". Dit is niet wat ik heb gewild. Dit document heb ik ook niet opgesteld. Om die handtekening kan ik niet heen. Ik zal hiervoor contact moeten hebben met [naam19] of dit hetgeen is wat we hebben afgesproken. Om te kijken of we de e-mail boven water kunnen krijgen van het "htmanagement domein" De modus van handelen is de dienstverlening die je afneemt, maar het sluit niet aan bij mijn intenties. Daarvoor moet ik de ruimte krijgen om dit uit te zoeken. Dus ik kan er naar waarheid, maar gedeeltelijk over verklaren."
(…)
V: Het lijkt erop dat de herkomst van het geldbedrag met omschrijving goft à € 449.000 de dividenduitkering van [naam3] B.V. à € 450.000 is geweest. Klopt dit?
A: "
Dat is inderdaad hetzelfde bedrag geweest. Alleen zouden we dat gebruiken voor de consolidatie van de rekening-couranten en niet op deze manier."
(…)
OV: [naam18] heeft uw aangifte Inkomstenbelasting 2010 verzorgd. Wij hebben een vordering gedaan voor onderliggende documenten en gegevens uit het jaar 2010. Hierbij is een e-mailverkeer tussen u en de heer [naam27] aangetroffen. Hierin vraagt [naam27] u naar het ontvangen bedrag van € 449.000. U reageert hierop met dat dit een dividend/gift is van een buitenlandse rechtspersoon en dat dit niet belast is.
Opmerking advocaat:
Ik heb de behoefte om even met mijn cliënt te praten.
(…)
V: Volgens DOC-110 heeft u zelf om een gift gevraagd. Waarom schrijft u niet in de mail aan [naam18] dat het een gift is, maar schrijft u dat het een dividend/gift is?
A:
"Dividend van [naam3] B.V. naar boven en weer terug als gift. Herkomst en bestemming."
(…)
OV: Er lijkt sprake van een zogenaamde dividend-gift constructie. Hierbij wordt de dividend 'omgekat' naar de noemer gift. Uiteindelijk doet u op de dezelfde dag dat [naam3] B.V., waarvan u de bestuurder bent, de dividenduitkering doet, een verzoek tot een gift, dat ook later er een gift terug gaat komen naar u privé.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A:
“Omkatten zijn uw woorden, maar ik heb geen aanleiding om daar een andere interpretatie aan te geven. Of u het een dividend-gift constructie noemt of iets anders, het komt nu allemaal weer een beetje boven borrelen. Met wat er nu op tafel komt uit documenten zou het raar zijn om te zeggen dat de leningen via de rekening-couranten gaat. Dit plaatje (DOC-098) is er op deze manier, voor deze transactie gebruikt."
(…)”
2.18.
In het dossier bevindt zich een (ongedateerde) e-mail van belanghebbende aan ‘ [naam19] ’. In deze e-mail is het volgende opgenomen:
“(…)
[naam19] ,
Ik heb tot mijn genoegen gezien dat de verwerking van de eerste gift naar behoren is verlopen, mijn dank daarvoor.
De tweede transacties die ik voor ogen heb is wat afwijkend, vandaar dit schrijven om eea te overleggen. Doel van de transactie is om een van de entiteiten van de route mij een lening in prive te laten verstrekken die ik vervolgens aanwend voor woningbouw/verbetering. De rente is dan aftrekbaar in NL zoals jou bekend.
Het plan ziet erop dat ik:
1. een dividend uitkering doe van E405k aan [naam4] .
2. [naam4] stort E400k door naar [naam5] en betaald bovendien een rekening van ruim 4k
3. [naam5] stort E400k naar mijn prive rekening ovv "Credit arrangement #2010-10"
Kun je mij aangeven welke documenten daarvoor moeten worden opgesteld? Mijn accountant heeft aangegeven dat er geen bijzondere contracten voor de lening op hoeven te worden gesteld, behandeling als een `gewone lening’ volstaat, ik zal daar zelf een contractje voor opstellen. Overigens wil ik deze transactie nog dit jaar afronden en zal ik begin 2011 het leenbedrag verhogen met 200k, daar kom ik later op terug.
Gaarne even contact hierover.
Groet, [belanghebbende]
PS Ik heb dit (nog) niet in het Engels gesteld en dus niet aan [naam28] verstuurd aangezien met die vertaling waarschijnlijk de NL-essentie van het verhaal afneemt. Mochten we moeten vertalen dan kan dat later alsnog.”
2.19.
In het dossier bevindt zich een brochure van het [naam16] en [naam17] met de titel ‘Vermogensbescherming, belastingontwijking en estate planning voor ondernemers’ en de ondertitel ‘oprichting, verkoop en beheer van vennootschappen’. In de brochure is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Onze structuren bedoelen te beschermen tegen misbruik van anderen en willen wettige wegen wijzen tot belastingontwijking.
(…)
Tax planning en estate planning
(…)
Wie zijn bedrijf of zijn familie dus niet zomaar kan verplaatsen en toch wil profiteren van buitenlandse belastingtarieven zou eens kunnen nadenken over een holdingstructuur. Een eenvoudige, uitgekiende combinatie van een werkmaatschappij, houdstermaatschappij en trust kan de belastingdruk halveren.
(…)
ONZE BELASTINGROUTES IN VOGELVLUCHT
Dividend-structuur
Onze meest populaire, meest klassieke structuur. Geschikt voor het merendeel van ondernemers die een jaarwinst maken van € 20.000 of meer. Ook geschikt voor (neven)vestigingen in de meeste andere EU-landen, ongeacht de nationaliteit van de ondernemer. Om fiscale redenen dient de feitelijke leiding van de vennootschappen buiten Nederland aan professional directors ter plaatse te worden overgelaten. De gelaagde structuur bestaat uit vijf opeenvolgende rechtsvormen die steeds tot elkaar in een moeder-dochterverhouding staan:
• Offshore [naam9] Foundation: ontwijkt de belasting van 25% in box 2 (dividend, vermogenswinst op aandelen) en de successierechten tot maximaal 27-68%. Verschaft vermogensbescherming en anonimiteit. Houdt aandelen in:
• Offshore Investment Holding: ontwijkt belasting op (inkomsten uit) vermogen, zoals de jaarlijks terugkerende verkapte vermogensbelasting van 1,2% in box 3. Bouwt in Luxemburg of Zwitserland een afgeschermd vermogen op met dividenden uit de onderliggende dochter:
• Cypriotische Holding: ontwijkt de bronbelasting van 25%, cruciale schakel om via een laagbelaste staat binnen de EU de stap van het hoogbelaste Nederland naar een onbelaste offshore jurisdictie te maken. Houdt aandelen in:
• Nederlandse Holding: ontwijkt belasting op de winst uit de verkoop van aandelen in de onderliggende dochter. Houdt aandelen in:
• Nederlandse Werkmaatschappij: hierin wordt de nieuwe onderneming opgebouwd of de bestaande onderneming ondergebracht. Deze vennootschap betaalt 25,5 % vennootschapsbelasting. De vennootschapsbelasting is de enige belasting die in deze structuur nog verschuldigd is.
(…)”
2.20.
In het dossier bevindt zich ook een notitie met de titel ‘Notitie [naam12] / [naam17] Fiscale implicaties van de structuur’ van 28 juni 2009. In deze notitie is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
De winst die [naam29] maakt in Nederland, is volgens de Nederlandse regels in Nederland belast. Het dividend die [naam29] uitkeert aan [naam30] , is in Nederland niet belast met dividendbelasting en is bij [naam30] te Cyprus niet belast met corporate tax.
[naam30] te Cyprus zal op een bepaald moment dividend gaan uitdelen aan haar aandeelhouder, [naam31] . Deze vennootschap houdt een volledige en gedetailleerde administratie bij van alle dochtervennootschappen en de dividenden die door die dochtervennootschappen aan haar worden uitgekeerd.
Het bestuur van [naam31] geeft op basis van de letter of wishes van [naam32] en [naam33] een schenkingsadvies aan het bestuur van [naam34] te Dubai. Nadat het bestuur van [naam31] en het bestuur van [naam34] het eens zijn over de validiteit van de gevraagde schenking, zal het bestuur van [naam31] een dividend uitdelen aan [naam34] , die dit bedrag op de besproken wijze aanwendt (schenken aan [naam32] en [naam33] of op een andere wijze investeren (bijvoorbeeld in een dochtervennootschap van [naam34] te Dubai of elders.
(…)
De hiervoor genoemde uitkeringen op basis van de door [naam32] en [naam33] ingediende letter of Wishes zijn door hen niet afdwingbaar. [naam32] en [naam33] hebben uitsluitend een blote verwachting op een uitkering van een vennootschap waarin zij ieder minder dan 5% gewone aandelen bezitten.
(…)
Op het moment dat er een uitkering volgt, zal [naam34] een bedrag overmaken naar de privé bankrekening van [naam32] en [naam33] . Beide heren geven het bedrag aan in hun eindsaldo in box III van het jaar dat de uitkering is ontvangen.
(…)
Ik verneem graag van je of jij je hierin kunt vinden.
Met vriendelijke groet,
[naam19] ”
2.21.
In het dossier bevindt zich een overzicht met als onderwerp ‘Amounts due for structure 131’. In dit overzicht zijn facturen uit 2009 vermeld van [naam10] ( [belanghebbende] ) [naam9] , [naam4] en [naam6]
2.22.
Ook bevindt zich in het dossier een factuur van [naam17] Dubai gericht aan belanghebbende. Op de factuur is een bedrag in rekening gebracht met als omschrijving ‘ [naam9] to Panama Foundation -Annual Fee’. Tevens is een korting voor hetzelfde bedrag opgenomen met als omschrijving ‘100% discount is given if str migrates to SBS on 1/11/2009’.
2.23.
Belanghebbende heeft op 2 september 2013 aangifte IB/PVV 2011 gedaan. Daarbij is een eigenwoningschuld aangegeven van € 1.197.000, alsmede een negatief inkomen uit eigen woning van € 70.031 en een voordeel uit sparen en beleggen van nihil.
2.24.
In reactie op enige vragen van de Inspecteur heeft belanghebbende in zijn brief van 18 augustus 2014 het volgende geschreven aan de Inspecteur:
“In antwoord op uw vragen het volgende:
Eigen woning
• In de aangifte 2011 is een onjuist saldo schuld eigen woning per 31-12 opgenomen. Dit saldo had moeten zijn € 1.536.503,14, bestaande uit het saldo hypotheek [de bank1] (€ 897.000,14) en [naam5] (€ 639.503,=). Ik zal accountant [naam35] verzoeken de aangifte IB 2011 hierop aan te passen.
• Een kopie van de leningovereenkomst met [naam5] (d.d. 21-12-2010) inclusief aanvulling (27-6-2011) vindt u in de bijlage. De overeenkomst ziet op het beschikbaar stellen van een totaalbedrag van € 700.000,= waarvan per 31-12-2011 € 639.503,= is opgenomen.
• Er bestaat geen relatie tussen [belanghebbende] respectievelijk [naam23] en [naam5] Inc, anders dan die van geldgever-geldnemer. Ten aanzien van de zekerheden verwijs ik u naar de bijgevoegde overeenkomst.
• De uitbetaling van die opnames heeft plaatsgevonden op 3-1-2011 (€ 300.003,=), 17-2- 2011 (€ 299.500,=) en 20-7-2011 (€ 40.000,=) zie hiertoe de bijgevoegde bankafschriften.
• Op 4-7-2011 is, vooruitlopend op de jaarafrekening, een vooruitbetaling gedaan (€ 42.000,=) voor de hypotheekrente 2011 en de daaropvolgende eerste 6 maanden van 2012, zie hiertoe de betreffende correspondentie en jaaropgaaf 2011.
• In 2010 is besteed aan de (ver)bouw van de eigen woning € 222.648,72 incl BTW, in 2011 € 423.900,26 incl BTW (zie overzicht inkoopfacturen, van de bouwactiviteiten is een aparte administratie bijgehouden), deze bedragen zijn in eerste instantie (deels) geleend van [naam3] BV en Oordt & Partners BV .
• De bestemming van de hypotheek tranches betrof aflossing van voornoemde leningen bij [naam3] BV, terugbetaald op 3-1-2011 (€ 60.000,=) en 24-1-2011 (€ 150.000,=), en [naam22] BV , terugbetaald op 3-1-2011 (€ 60.000,=), zie hiertoe de bijgevoegde bankafschriften. Het restant saldo (€ 369.503,=) is aan de (ver)bouw en rentebetaling besteed.
Algemeen
• Het geconstateerde tekort aan inkomsten ten opzichte van de uitgaven vervalt met de wetenschap van de aangepaste hoogte van de hypotheek. Hiertoe is een en ander samengevat in bijgevoegd debet/credit overzicht.
(…)”
2.25.
Belanghebbende heeft op 25 september 2014 een herziene aangifte IB/PVV 2011 gedaan, waarbij hij de eigenwoningschuld heeft gewijzigd in een bedrag van € 1.536.503.
2.26.
De Inspecteur heeft op 14 november 2014 aan belanghebbende een aanslag IB/PVV 2011 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil.
2.27.
Op 27 mei 2019 is belanghebbende verhoord door de FIOD. Zie 2.16 en 2.17.
2.28.
Bij brief van 13 augustus 2019 heeft de Inspecteur informatie bij belanghebbende opgevraagd over de buitenlandse structuur. Hierna heeft overleg plaatsgevonden tussen belanghebbende en de Inspecteur.
2.29.
Bij brief van 15 april 2022 heeft de Inspecteur zijn voornemen voor het opleggen van een navorderingsaanslag IB/PVV 2011 kenbaar gemaakt. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:
“Onze correspondentie en besprekingen over uw betrokkenheid bij een structuur met buitenlandse rechtspersonen en dito bankrekeningen loopt vanaf augustus 2019. Herhaaldelijk bent u in de gelegenheid gesteld om openheid van zaken te geven door middel van het beantwoorden van vragenbrieven en het verstrekken van documenten. In besprekingen is getracht om tot een vergelijk te komen, echter tot nu toe zonder resultaat.
In verband met het bovenstaande werden voor de jaren 2008 en 2010 inmiddels navorderingsaanslagen inkomstenbelasting opgelegd waartegen bezwaarschriften en mogelijk inmiddels beroep werden ingediend. Voor de jaren waarvoor een strafzaak tegen u loopt, werden de aanslagen opgelegd wegens niet verantwoord dividend vanuit een buitenlandse structuur. Dit dividend beliep een totaalbedrag van € 800.000. Binnenkort ga ik over tot het in de heffing betrekken van bedragen die met name in het jaar 2011 vanuit de bedoelde structuur u ten goede zijn gekomen. Dat zal gebeuren in de vorm van een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2011. Ik ben van plan u daarbij een boete op te leggen. Van die boete geef ik u kennis door middel van deze brief. Deze brief is daarmee te kwalificeren als de kennisgeving boete als bedoeld in artikel 5:48 - 5:52 van de Algemene wet bestuursrecht en paragraaf 12 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB).
Feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan de navorderingsaanslag
(…)
In 2011 (dus in de constellatie als weergegeven per 19 januari 2010) vonden onder andere de volgende financiële transacties plaats:
Datum
Bedrag
Van/naar
Omschrijving
03-01-2011
€ 300.003
[naam4] naar [belanghebbende]
1st loan installment to [belanghebbende] on behalf of [naam6]
03-02-2011
€ 300.000
[naam4] naar [naam5]
TRF [naam4]
15-02-2011
€ 299.602,50
[naam5] naar [belanghebbende]
2nd loan installment to [belanghebbende]
20-07-2011
€ 40.000
[naam4] naar [belanghebbende]
Funds transf payment of Loan advance on behalf of [naam6]
Met inachtneming van een post transactiekosten ad € 102,50 ontstaat een totaal van € 639.503 wat aan u 2011 is overgemaakt. Dit bedrag is oorspronkelijk afkomstig van [naam3] BV die dit als dividend uitkeerde aan haar toenmalige aandeelhoudster [naam4]
(…)
Conclusie
Het door [naam4] in 2011 uitgekeerde bedrag ad € 639.503 genoot u (als rechthebbende) als dividend, te belasten in box 2 tegen het geldende tarief van 25%. Vervolgens werd het bedrag door u als informeel kapitaal gestort in het vermogen van [naam6] Het vervolgens door u in 2011 van [naam5] Inc ontvangen bedrag ad € 639.503 genoot u nogmaals als dividend, te belasten in box 2 tegen het geldende tarief van 25%. Uw presentatie als lening wordt door mij weerlegd; de argumenten hiervoor zijn eerder in deze brief genoemd.
(…)”
2.30.
De Inspecteur heeft vervolgens op 30 juli 2022 de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 opgelegd, zonder boete. Bij het vaststellen van deze navorderingsaanslag heeft de Inspecteur, na bezwaar, het standpunt ingenomen dat de van [naam6] – een zustervennootschap van [naam4] met als gemeenschappelijke moedervennootschap [naam11] , – ter leen ontvangen bedragen van in totaal € 639.605 bij belanghebbende als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking moeten worden genomen.
2.31.
De Rechtbank heeft in haar uitspraak van 4 december 2024 – kort gezegd – overwogen dat belanghebbende gerechtigde is tot de voordelen uit [naam4] en [naam6] , dat belanghebbende daarom op grond van artikel 4.6 Wet IB 2001 een aanmerkelijk belang houdt in beide vennootschappen, en dat om die reden de door [naam4] uitbetaalde bedragen als inkomen uit aanmerkelijk belang bij belanghebbende in aanmerking moeten worden genomen. Verder heeft de Rechtbank geoordeeld dat de Inspecteur beschikt over een nieuw feit om na te vorderen en dat de verlengde navorderingstermijn kan worden toegepast.
2.32.
De strafkamer van rechtbank Overijssel heeft bij vonnis van 25 januari 2024 de financieel adviseurs van belanghebbende – de heren [naam19] en [naam24] – overeenkomstig het door het openbaar ministerie en de verdediging opgestelde afdoeningsvoorstel, veroordeeld voor het meermalen medeplegen van inkomstenbelastingfraude in de periode 2009 tot en met 2017.
2.33.
Het Openbaar Ministerie heeft ten laste van belanghebbende op 10 april 2024 een strafbeschikking uitgevaardigd, waarin het volgende is vermeld:
“Op basis van de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek [naam36] (..) tegen o.a. [belanghebbende] meent het OM dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [belanghebbende] zich in de periode van 30 maart 2010 tot en met 25 september 2014 (…) zich schuldig heeft gemaakt art. 69, lid 2 AWR t.a.v. aangiften inkomstenbelasting DOC-016, -020 [Hof: aangifte inkomstenbelasting 2010] en -022.
VERHOOR
Van het verhoor is in overleg met de raadsman van verdachte (…) afgezien.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De officier van justitie acht verdachte strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid verdachte uitsluit.
DE BESCHIKKING
De officier van justitie:
 acht bewezen dat verdachte bovengenoemd feit heeft begaan;
 acht verdachte hiervoor strafbaar;
 legt verdachte wegens het bewezen geachte een taakstraf op van 155 (…) uren en een geldboete van € 5.000 (…).
(…)
[handtekening] a’dam, 10-4-24
officier van justitie
verdachte [belanghebbende] voor gezien raadsman […]:
tekent voor afstand van verzet:
[handtekening] [handtekening]
[plaats1] 9/4/24 [plaats2] 9/4/24

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
3.2.
Belanghebbende stelt in hoger beroep i) dat de Inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft ingebracht, ii) dat de Inspecteur niet beschikt over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt, iii) dat de verlengde navorderingstermijn niet geldt voor het jaar 2011, en iv) dat belanghebbende geen inkomen uit aanmerkelijk belang heeft genoten.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de Inspecteur, en tot vernietiging van de navorderingsaanslag IB/PVV 2011. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

Op de zaak betrekking hebbende stukken
4.1.
Op grond van artikel 8:42, lid 1, Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient de inspecteur in beginsel alle stukken die hem ter raadpleging ter beschikking staan of hebben gestaan en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten, in het geding te brengen. [1]
4.2.
Tot de door de inspecteur over te leggen stukken behoren niet stukken die zich bevinden onder derden en die niet aan hem zijn verstrekt, ook al is hij bekend met het bestaan ervan. Voornoemde verplichting tot overlegging van stukken strekt zich wel uit tot stukken die pas in de loop van het beroep of hoger beroep ter beschikking van de inspecteur zijn gekomen. [2]
4.3.
Indien een belanghebbende voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat een bepaald stuk van enig belang kan zijn (geweest) voor de besluitvorming in zijn zaak en daarom een verzoek doet tot overlegging van dat stuk door de inspecteur, moet aan dat verzoek worden tegemoetgekomen, mits het bestaan van dat stuk aannemelijk is en bovendien aannemelijk is dat het de inspecteur ter beschikking staat of heeft gestaan. [3]
4.4.
De beoordeling of de inhoud van het betreffende stuk voor de besluitvorming in de zaak van belang is (geweest), kan niet geschieden zonder kennisneming van die inhoud. Dit neemt niet weg dat de rechter onder omstandigheden ook zonder kennisneming van het desbetreffende stuk kan beslissen dat dit stuk niet van enig belang voor de besluitvorming kan zijn (geweest). [4]
4.5.
Indien een partij verzuimt te voldoen aan de verplichting om stukken over te leggen is het op grond van artikel 8:31 Awb aan de rechter om daaruit de gevolgtrekkingen te maken die hem geraden voorkomen. Dit voorschrift staat toe dat de rechter onder omstandigheden de gevolgtrekking maakt dat voorbijgegaan moet worden aan dit verzuim. [5]
4.6.
Belanghebbende heeft ter zitting het standpunt ingenomen - zoals hij dat ook bij de Rechtbank had gedaan - dat de Inspecteur artikel 8:42 Awb heeft geschonden door een memorandum van de Coördinatiegroep Constructiebestrijding uit 2014 niet in het geding te brengen. Zo dit memo al als een op de zaak betrekking hebbend stuk kan worden aangemerkt, zal het Hof aan een door de Inspecteur begane schending van artikel 8:42 Awb voorbijgaan, omdat belanghebbende door dit verzuim niet is benadeeld. Belanghebbendes gemachtigde was namelijk - zoals de Rechtbank heeft overwogen en de gemachtigde ter zitting heeft bevestigd - met dit memo reeds bekend uit het dossier van een andere cliënt-belastingplichtige. Belanghebbende heeft in beroep blijkens zijn nadere stuk van 4 april 2024 zijn argumentatie (mede) op de inhoud van dat memo gebaseerd en ook daaruit geciteerd.
Navordering; nieuw feit
4.7.
Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, kan de inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen. Op grond van artikel 16, lid 1, Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn (ambtelijk verzuim), geen grond voor navordering opleveren behoudens in de gevallen waarin belanghebbende ter zake van dit feit te kwader trouw is. De bewijslast dat sprake is van een nieuw feit of kwader trouw rust op de inspecteur.
4.8.
Volgens vaste jurisprudentie mag de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag uitgaan van de juistheid van de gegevens die een belastingplichtige bij zijn aangifte heeft verstrekt. Tot een nader onderzoek is hij in beginsel niet gehouden. Wel is hij tot een nader onderzoek gehouden, indien hij, na met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de inhoud van de aangifte, en mede gelet op de overige in aanmerking komende omstandigheden van het geval, aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven in redelijkheid behoort te twijfelen. Voor dergelijke twijfel is geen aanleiding indien de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestaat dat de in de aangifte opgenomen gegevens juist zijn. [6]
4.9.
Naar het oordeel van het Hof beschikte de Inspecteur met de vanaf 2019 gebleken participatie van belanghebbende in de buitenlandstructuur over een navordering rechtvaardigend nieuw feit. Tot een nader onderzoek was de Inspecteur niet gehouden. De herziene aangifte IB/PVV 2011 van 25 september 2014 (zie 2.25) gaf namelijk geen aanleiding tot twijfel aan de juistheid daarvan, omdat een niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestond dat de gegevens in die aangifte – waaronder de vermelding van een eigenwoningschuld van € 639.503 bij [naam6] – juist waren. Dit geldt te meer nu belanghebbende kort tevoren in een brief van 18 augustus 2014 (zie 2.24) aan de Inspecteur had geantwoord dat er geen andere relatie bestaat tussen hem en [naam6] dan die van geldgever en geldnemer in het kader van de financiering van de eigen woning.
Navordering; verlengde navorderingstermijn
4.10.
Op grond van artikel 16, lid 4, AWR vervalt de bevoegdheid tot navordering na twaalf jaren indien te weinig belasting is geheven over een bestanddeel van het voorwerp van de belasting dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen.
4.11.
Belanghebbende betoogt dat deze verlengde navorderingstermijn niet van toepassing is. Het ligt dan op de weg van de Inspecteur om aannemelijk te maken dat sprake is van een buitenlands bestanddeel. [7] Voldoende is dat de inspecteur aannemelijk maakt dat enig - nog onbepaald - bedrag in het buitenland is opgekomen of aangehouden. Slaagt de inspecteur in dit bewijs, dan is hij bevoegd om met toepassing van artikel 16, lid 4, AWR een navorderingsaanslag op te leggen.
4.12.
Ter onderbouwing van zijn betoog dat geen sprake is van een buitenlands bestanddeel wijst belanghebbende erop dat de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2011 reeds bekend was met de bij [naam6] aangegane leningen en dat deze dus niet aan het zicht van de Nederlandse fiscus zijn onttrokken. In dat geval bestaat geen aanleiding voor verlenging van de navorderingstermijn, aldus belanghebbende.
4.13.
Anders dan belanghebbende betoogt, is de verlengde navorderingstermijn in dit geval wel van toepassing. De Inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat door uit Nederland stammende dividenduitkeringen uit te betalen op opeenvolgende buitenlandse bankrekeningen waarna deze op de Nederlandse privébankrekening van belanghebbende wordt gestort onder vermelding van lening, de oorsprong van de desbetreffende storting buiten het zicht van de Nederlandse fiscus wordt gehouden. Dit is bij uitstek een geval waarop de verlengde navorderingstermijn van artikel 16, lid 4 AWR toepassing vindt. [8]
Inkomen uit aanmerkelijk belang (tweemaal € 300.000)
4.14.
Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten, waaronder de ‘statement of beneficial ownership’ van [de bank3] (zie 2.3), het aanvraagformulier bij [de bank4] (zie 2.5), het formulier van [de bank3] (zie 2.6), de ‘declaration of benefit’ van [naam11] (zie 2.9), de bankafschriften e.d. (zie 2.10), de verklaringen van belanghebbende tijdens het FIOD-onderzoek (zie 2.16 en 2.17), het mailbericht van belanghebbende (zie 2.18) en de ondertekende strafbeschikking (zie 2.33), acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende in het onderhavige jaar feitelijk economisch gerechtigd is tot de aandelen in [naam3] BV, [naam4] en [naam11] . Daarvan uitgaande heeft de Inspecteur terecht geconcludeerd dat belanghebbende een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 4.6 Wet IB 2001 heeft in [naam3] BV en dat de dividenduitkeringen van [naam3] BV aan [naam4] van tweemaal € 300.000, die via zustermaatschappij [naam6] – zogenaamd als lening – zijn toegekomen aan belanghebbende, terecht als inkomen uit aanmerkelijk belang bij belanghebbende in aanmerking zijn genomen.
4.15.
In dit verband heeft belanghebbende aangevoerd dat hij weliswaar op 3 januari 2011 een bedrag van € 300.003 van [naam4] heeft ontvangen, maar dat reeds bij besluit van 21 december 2010 het bestuur van [naam4] het eerste dividend van € 300.000 ter beschikking heeft gesteld aan haar aandeelhouder [naam11] , zodat dit bedrag niet in het belastingjaar 2011 bij belanghebbende in aanmerking kan worden genomen.
4.16.
Het betoog van belanghebbende kan niet slagen. Op grond van artikel 4.43, lid 1 Wet IB 2001 wordt een regulier voordeel uit aanmerkelijk belang genoten op het tijdstip waarop het is ontvangen, in dit geval op 3 januari 2011. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende daarover op een eerder moment nog niet de beschikkingsmacht gekregen. Anders dan belanghebbende betoogt, leidt het besluit van 21 december 2010 om een dividend van € 300.000 uit te keren aan aandeelhouder [naam11] namelijk niet ertoe dat belanghebbende deze uitkering reeds vanaf dat moment in rechte zou kunnen opeisen.
4.17.
Tussen partijen is verder niet in geschil dat [naam3] BV de litigieuze bedragen als ‘dividend’ heeft uitgekeerd aan een buitenlandse rechtspersoon ( [naam4] ), zodat - anders dan belanghebbende betoogt - geen sprake is van een zogenoemd verkapt dividend. De aan een verkapt dividend te stellen voorwaarden spelen daarom geen rol.
Inkomen uit aanmerkelijk belang (€ 40.000)
4.18.
Zoals hiervoor opgemerkt is belanghebbende in het onderhavige jaar feitelijk economisch gerechtigd tot de aandelen in [naam4] (zie 4.14). Op 20 juli 2011 heeft [naam4] een bedrag van € 40.000 ter beschikking gesteld aan belanghebbende (zie 2.10).
4.19.
Belanghebbende heeft in dat verband gesteld dat het bedrag van € 40.000 als geldlening moet worden aangemerkt en geen inkomen betreft. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende het bewijs levert van zijn stelling. Onder de gegeven omstandigheden is het namelijk voor belanghebbende het minst bezwaarlijk om te worden belast met het bewijs van zijn stelling. [9]
4.20.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van zijn stelling gewezen op een leningsovereenkomst met [naam6] van 21 december 2010 voor een bedrag van ten hoogste € 600.000 en de aanvulling daarop van 27 juni 2011 – waarin [naam5] S.A. als schuldeiser is vermeld in plaats van [naam6] – waarbij het ter leen verstrekte bedrag is verhoogd naar ten hoogste € 700.000. Het bedrag van € 40.000 is verstrekt op basis van deze aanvulling, aldus belanghebbende. De looptijd van de lening bedraagt 15 jaar, de rentevergoeding is 9% per jaar, een aflossingsschema is niet overeengekomen, en [naam6] heeft geen zekerheden voor de aflossing van de geldlening verlangd. De leningsovereenkomst is niet ondertekend door de schuldeiser [naam6]
4.21.
Na een informatieverzoek van de Inspecteur heeft belanghebbende een nagenoeg identieke leningsovereenkomst met [naam6] van 21 december 2010 overgelegd, met als enige verschil een rentevergoeding van 4,9% per jaar. Ook deze overeenkomst is niet ondertekend door schuldeiser [naam6]
4.22.
Met de verwijzing naar twee verschillende versies van een leningsovereenkomst die bovendien allebei niet zijn ondertekend door de schuldeiser, is belanghebbende niet erin geslaagd om aannemelijk te maken dat de aan hem toegekomen gelden als geldlening moeten worden aangemerkt. De Inspecteur heeft ook dit bedrag van € 40.000 dan ook terecht als inkomen uit aanmerkelijk belang bij belanghebbende in aanmerking genomen.
Omkering bewijslast
4.23.
Gelet op het vorenstaande is reeds aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast vastgesteld dat de navorderingsaanslag tot een juist bedrag is vastgesteld. Het Hof hoeft zich dan ook niet uit te laten over de vraag of de omkering en verzwaring van de bewijslast aan de orde is wegens het niet doen van de vereiste aangifte.
Heffingsrente
4.24.
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de in rekening gebrachte heffingsrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden daartegen aangevoerd. Nu de navorderingsaanslag wordt gehandhaafd, dient ook de in rekening gebrachte heffingsrente te worden gehandhaafd.
Slotsom
4.25.
Het hoger beroep van belanghebbende slaagt niet.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. V.F.R. Woeltjes en mr. M.M. Breij, in tegenwoordigheid van mr. S. Khodabaks als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2025.
De griffier, De voorzitter,
(S. Khodabaks) (A.J.H. van Suilen)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.HR 31 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:492, r.o. 3.2.2.
2.HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:672, r.o. 3.4.2.
3.HR 18 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:281, r.o. 2.4.1.
4.HR 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1129.
5.vgl. HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:672, r.o. 3.4.2
6.HR 18 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:379, r.o. 4.2.1.
7.HR 20 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1810, r.o. 2.4.
8.HR 8 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN9666, r.o. 4.3.
9.HR 4 mei 1994, ECLI:NL:HR:1994:BH8554, r.o. 3.3.