ECLI:NL:HR:2010:BN9666
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag vennootschapsbelasting en buitenlandse inkomensbestanddelen
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting die aan belanghebbende, X B.V., is opgelegd over het jaar 1992. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat het beroep gegrond verklaarde en zowel de uitspraak van de Inspecteur als de navorderingsaanslag vernietigde. Deze uitspraak werd echter door de Hoge Raad op 23 januari 2009 vernietigd, met verwijzing naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft opnieuw het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur en de navorderingsaanslag vernietigd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hiertegen cassatie ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het incidentele beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en het beroep van de Staatssecretaris gegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is vernietigd en de zaak is verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een in het buitenland opgekomen inkomensbestanddeel in de zin van artikel 16, lid 4, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De Hoge Raad oordeelt dat de oorsprong van de vordering in het buitenland ligt en dat deze oorsprong aan het zicht van de Nederlandse fiscus was onttrokken, wat voldoende is om de vordering onder artikel 16, lid 4, AWR te laten vallen. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten van het geding in cassatie, en het verwijzingshof zal beoordelen of belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor de kosten van het geding bij het Gerechtshof te Amsterdam en het Hof.