Het Hof:
– verklaart het hoger beroep van belanghebbende gegrond,
– verklaart het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur ongegrond,
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend wat betreft de beslissing over de vergoeding voor geleden immateriële schade, en bevestigt de uitspraak voor het overige,
– veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding aan belanghebbende van de door haar geleden immateriële schade ten bedrage van € 1.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar,
– veroordeelt de Minister tot vergoeding aan belanghebbende van de door haar geleden immateriële schade ten bedrage van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in beroep,
– veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van wettelijke rente over de vergoeding van € 1.000 vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak in hoger beroep (12 november 2024) tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Minister tot vergoeding van wettelijke rente over de vergoeding van € 500 vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak in hoger beroep (12 november 2024) tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende ter zake van het hoger beroep, vastgesteld op € 300,
– veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van wettelijke rente over de vergoeding van proceskosten bij het Hof vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van het Hof (12 november 2024) tot aan de dag van algehele voldoening,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze in hoger beroep betaalde griffierecht van € 548 vergoedt, en
– veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding van het door belanghebbende bij het Hof betaalde griffierecht van € 548 vanaf vier weken na de openbaarmaking van deze uitspraak van het Hof (12 november 2024) tot aan de dag van algehele voldoening.