In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belastingrente en teruggaaf van BPM (belasting van personenauto’s en motorrijwielen) voor de belanghebbende B.V. De zaak betreft meerdere rechtszaken (23/1248 t/m 23/1252) die voortvloeien uit eerdere uitspraken van de rechtbank Gelderland van 22 maart 2023. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de door de Inspecteur van de Belastingdienst vastgestelde belastingrente in verband met teruggaaf van BPM. De rechtbank had in enkele gevallen de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar in één geval gegrond verklaard en de belastingrente vastgesteld op € 16. De belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij onder andere aanvoert dat de belastingrente onjuist is vastgesteld en dat er recht bestaat op vergoeding van immateriële schade vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof heeft de argumenten van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat de nationale rechters, waaronder het Hof, niet bevoegd zijn om het Unierecht uit te leggen. Het Hof heeft het hoger beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard en het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur eveneens ongegrond verklaard. De Inspecteur is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende, vastgesteld op € 250, en tot vergoeding van wettelijke rente over deze proceskosten.