Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.Het tussenarrest (van 23 januari 2024)
3.Het verdere oordeel van het hof
overeengekomen prijs” van € 225.000 gedateerd 7 juni 2019 uitgeschreven. [5] Nadat [appellant] alles had betaald, heeft [naam2] de auto, naar hij denkt, begin juni 2019 aan [appellant] afgeleverd.
“broertje”[naam4] . [appellant] heeft zo € 150.000 contant opgehaald bij familie en vrienden van de broer, aan wie de broer die gelden eerder had uitgeleend. Begin september 2019 is het kenteken op naam van de broer gezet tot zekerheid voor de geldlening. Dat was het idee van [appellant] voor als er iets zou gebeuren. Voor die geldlening heeft [appellant] een schriftelijke overeenkomst opgemaakt. [7] Alle kosten waren voor rekening van [appellant] . De broer kreeg een aanslag wegenbelasting en heeft deze doorgestuurd naar [appellant] . De wegenbelasting en de verzekeringspremie werden nog doorbetaald toen de auto afgebrand was. De broer heeft brieven daarover doorgestuurd naar [appellant] , die, als verantwoordelijk daarvoor, deze moest betalen. De broer heeft nooit sleutels van de auto gehad en heeft nooit in de auto gereden of gezeten.
gezet, indien hij weer in Nederland is. Dit vanwege zekerheidstelling dat de geldlener( [appellant] , zo begrijpt het hof)
niet de auto kan verkopen tot de volledige schuld is afgelost bij de geldgever. De gehele eigendom licht bij de geldlener, en hij dient de kosten inclusief belastingen verzekeringen onderhoud betalen. In geval van schade of totallos is de geldlener geheel aansprakkelijk.”
“zekerheidseigendom”. [11] De enkele overschrijving van de tenaamstelling van het kenteken (met fiscale gevolgen) is onder de gegeven omstandigheden onvoldoende om aan te nemen dat [appellant] (civiele) houderschap overging op de broer. Achmea heeft overigens geen andere omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen duiden op houderschap van de broer, laat staan eigendom.
“De kern van de zaak is of [appellant] kan worden gezien als eigenaar van de auto. In eerste aanleg is veel meer door Achmea aangevoerd, waar de rechtbank niet aan toegekomen is. Ik zal mij vandaag beperken tot betwisting van hetgeen de rechtbank heeft overwogen.” [19]
“4. Onware opgave”afleiden op welke aspecten Achmea met haar fraudebeschuldiging verder precies doelt.