Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een gezinsvervangend tehuis onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Noardeast-Fryslân had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 1.250.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. Belanghebbende, de eigenaar van het pand, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardebepaling en is in beroep gegaan bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 20 augustus 2024 in Leeuwarden zijn de gemachtigde van belanghebbende en de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar gehoord. Belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde en concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en een verlaging van de waarde tot € 1.072.000. De heffingsambtenaar daarentegen verdedigde de vastgestelde waarde en concludeerde tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Belanghebbende heeft niet voldaan aan de op haar rustende bewijslast om een lagere waarde aannemelijk te maken. Het hof heeft geoordeeld dat de gecorrigeerde vervangingswaarde, die door de heffingsambtenaar is vastgesteld, hoger is dan de door belanghebbende voorgestane waarde. Het hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.