In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning aan [adres1] 29 te [woonplaats] voor het belastingjaar 2020, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Baarn op € 331.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar heeft de beschikking en de aanslag gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 18 april 2024 zijn de gemachtigde van belanghebbende en de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar gehoord. Belanghebbende betwist de vastgestelde waarde en stelt dat deze te hoog is, en bepleit een lagere waarde van € 279.000. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan hem zijn verstrekt, wat volgens hem in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht en de Wet WOZ. Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de waarde van de onroerende zaak correct is vastgesteld. Het Hof heeft de klacht van belanghebbende over de informatieverstrekking verworpen, omdat deze niet tijdig is ingediend en de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde waarde.
Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.