ECLI:NL:RBMNE:2022:4024
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning en de beoordeling van de heffingsambtenaar
In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een woning, beroep ingesteld tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar van de gemeente was vastgesteld op € 331.000,- per 1 januari 2019. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de waarde lager zou moeten zijn, namelijk € 295.000,-. De heffingsambtenaar heeft in zijn verweer een taxatiematrix overgelegd waarin de waarde van de woning wordt vergeleken met drie referentiewoningen in de omgeving. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 juni 2022, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Dit oordeel is gebaseerd op de taxatiematrix en de toelichting die tijdens de zitting is gegeven. De rechtbank heeft de argumenten van eiser meegewogen, maar kwam tot de conclusie dat de referentiewoningen goed bruikbaar zijn voor de waardebepaling. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat de waarde van zijn woning lager zou moeten zijn dan de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed en is openbaar uitgesproken op 22 juli 2022. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.