Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
de gemeente Nijmegen(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waardevaststelling van twee onroerende zaken, gelegen aan [a-straat] 11 en [a-straat] 11a, door de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen. De belanghebbende, [X] BV, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die de eerdere waardevaststellingen had bevestigd. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaken vastgesteld op respectievelijk € 91.000 en € 154.000 per 1 januari 2015, wat door de belanghebbende werd betwist. Tijdens de zitting op 22 juni 2018 heeft de belanghebbende een lagere waarde voorgesteld van € 79.000 voor [a-straat] 11 en € 129.000 voor [a-straat] 11a, terwijl de heffingsambtenaar de vastgestelde waarden verdedigde.
Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de onroerende zaken beoordeeld, waaronder de bouwjaren, de inhoud, en de gebruiksdoeleinden. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de onderhoudstoestand en de kwaliteit van de woningen bij de waardebepaling. De belanghebbende had niet aangetoond dat de taxateur onvoldoende rekening had gehouden met de mindere staat van de woningen. Het Hof concludeerde dat de door de heffingsambtenaar verdedigde waarden niet te hoog waren vastgesteld en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De hoger beroepen van de belanghebbende werden ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.