Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
Inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Eindhoven(hierna: de Inspecteur)
Staat(
Minister van Justitie en Veiligheid;hierna: de Minister)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
Inleiding
3.Geschil
- of het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden,
- of is voldaan aan de verplichting alle op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen (ingevolge artikel 8:42 van de Awb),
- wie de afnemer van de prestatie is,
- of het vertrouwensbeginsel is geschonden,
- of het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel is geschonden, en
- de vergoeding van immateriële schade voor de verwijzingsfase.
4.Beoordeling van het geschil
5.Vergoeding immateriële schade
6.Beslissing
- een verslag van een intern gesprek van de Inspecteur op 15 november 2005; en
- het controledossier van boekenonderzoek 1 (hierna: controledossier 1).
voornemensis belanghebbende regelmatig te belasten met het uitvoeren van mailingacties (reclamediensten). De raamovereenkomst zelf houdt dus geen opdracht in tot het daadwerkelijk verrichten van reclamediensten. Voorts regelt de raamovereenkomst expliciet dat voor individuele opdrachten (gunningen) afzonderlijke schriftelijke overeenkomsten (opdrachten van gunning) tussen belanghebbende en [naam15] moeten worden opgesteld. Dergelijke individuele schriftelijke gunningen zijn niet in het dossier aangetroffen en desgevraagd heeft belanghebbende verklaard dat dergelijke individuele schriftelijke gunningen ook niet bestaan. Belanghebbende heeft verklaard dat veel zaken mondeling werden geregeld. De vraag is dan met wie belanghebbende deze zaken mondeling regelde en in welke hoedanigheid deze persoon optrad. Uit de zaakstukken blijkt op generlei wijze dat belanghebbende zaken aangaande de reclamediensten regelde met [naam15] en later [naam20] . Ook bij afwezigheid van schriftelijke opdrachten van gunningen ligt het in de lijn der verwachtingen dat, indien wel daadwerkelijk reclamediensten werden verricht voor [naam15] / [naam20] , er blijkt van contact tussen belanghebbende en [naam15] / [naam20] (bijvoorbeeld telefonisch contact, SMS-berichten, e-mail berichten, werkverslagen enz.). In het dossier zijn geen stukken aangetroffen waaruit volgt dat belanghebbende rechtstreeks contact heeft gehad met [naam15] (en later [naam20] ) en specifiek met de bestuurder ( [naam16] ) over de invulling van de overeenkomst, waarbij kan worden gedacht aan contact over haar voorstellen voor mailings, het gunnen van een opdracht door [naam15] , enz. Hetgeen belanghebbende stelt over contacten met aandeelhouders van [naam15] maakt dat niet anders, nu – zoals belanghebbende ook ter zitting bij het Hof heeft erkend – die aandeelhouders in diverse hoedanigheden bij de [Naam15 en 20] , BV, [naam11] en belanghebbende betrokken waren, waarbij niet duidelijk was namens wie zij in voorkomend geval handelden. Verder is niet gesteld of aannemelijk geworden dat de aandeelhouders van [naam15] bevoegd waren [naam15] te vertegenwoordigen. Het Hof komt – gelet op deze feiten en omstandigheden – tot de conclusie dat in onderhavig tijdvak blijkbaar geen uitvoering (meer) is gegeven aan de raamovereenkomst met [naam15] .
5.Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).