Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
De beslissing waarvan beroep
€ 1.988.383,-.
Procedure in hoger beroep
Onderzoekswensen
Met betrekking tot het criterium aan de hand waarvan de rechter het getuigenverzoek moet beoordelen, geldt in ontnemingszaken dat onder het in artikel 418 lid 2 Sv (welke bepaling op grond van artikel 511g lid 2 Sv ook op ontnemingszaken toepasselijk is) bedoelde verhoor van de getuige in eerste aanleg, moet worden verstaan een verhoor in eerste aanleg in de ontnemingszaak. Dat het hof ten onrechte het noodzakelijkheidscriterium van toepassing achtte omdat de betreffende personen al als getuigen bij de rechter-commissaris zijn gehoord in de strafzaak, leidt op zichzelf echter niet tot cassatie. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat het hof - ongeacht het toepasselijke criterium - bij zijn beoordeling van het verzoek tot het horen van een getuige over gemaakte kosten in zijn oordeel kon betrekken de vraag of het betreffende verzoek was voorzien van een onderbouwing waaruit blijkt waarom het horen van die getuige van belang is voor zijn beslissing daarover.” [6]
- na overdracht van het dossier door haar voorganger mr. Baggen - de beschikking over heeft gekregen. Vervolgens heeft de raadsvrouw op 15 juni 2021 te kennen gegeven dat van een aantal verhoren (13 mei 2014, 19 mei 2014, 27 mei 2014, 8 juli 2014 en 12 februari 2015) de opnames ontbreken, en dat de opname van 18 september 2018 niet te openen is.
“Mevr. Mr. H.M.G. Peters stelt in de brief dat een aan haar verstrekt verhoor gedateerd 18 september 2018 niet geopend kan worden. Hiertoe heb ik onderzoek gedaan en kan in het onderzoek [onderzoeksnaam 2] in onze geautomatiseerde systemen geen verhoor van 18 september 2018 vinden. Vermoedelijk is dit verhoor abusievelijk op de geluidsdrager blijven staan of gezet. Mij ,tactisch teamleider, van het onderzoek [onderzoeksnaam 2] is niets bekend over een verhoor op 18 september 2018.”
“De eerder ontbrekende auditief geregistreerde verhoren van [getuige 3] heeft de verdediging inmiddels, enkele weken geleden, ontvangen.”En:
“(…) gezien de aan de verdediging verstrekte auditief geregistreerde verhoren van [getuige 3] niet compleet waren, pas recent zijn gecompleteerd”.
“Ter regiezitting van 23 november 2017, gehouden in de hoofdzaak, is dit verzoek reeds door mr. Baggen ingediend en door het hof afgewezen op grond van het ontbreken van de noodzaak daartoe, mede gelet op de zwaardere motiveringseisen die het horen van verbalisanten vereist, waaraan niet was en is voldaan. Zoals opgenomen in het proces-verbaal van die zitting is de verdediging in de gelegenheid gesteld om schriftelijke vragen aan de betreffende verbalisanten te stellen, van welke gelegenheid door mr. Baggen gebruik is gemaakt. Deze schriftelijke vraagstelling en de beantwoording daarvan door [onderzoeksleider 1] en [onderzoeksleider 2] is neergelegd in de processen-verbaal van 1 oktober 2018 respectievelijk 29 december 2018. Zij maken deel uit van het dossier, waarover de raadsvrouw zou dienen te beschikken. Het hof wijst deze verzoeken dan ook af.
“Mr. H.M.G. Peters vraagt indien mijn collega [onderzoeksleider 2] of ik een of meer vragen niet kan beantwoorden, deze vragen voor te leggen aan de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Hierop kan ik antwoorden dat de verbalisant [verbalisant 1] al enkele jaren met pensioen is en verbalisant [verbalisant 2] vanwege een medische reden niet in staat mag worden geacht de vragen op redelijk termijn te beantwoorden.”
V: Hoeveel geld heeft de aankoop en transport van de cocaïne [verdachte] gekost? A: Nee.’(p. 6785)
Vordering
€ 11.225.960.
€ 3.027.220) is door de verdediging niet betwist dat dit geld aan betrokkene toebehoorde.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
- € 2.714.010was.
: “Gelet op de inhoud van de ontnemingsrapportage [10] , in onderling verband en samenhang beschouwd met de inhoud van de daarin genoemde processen-verbaal “Zaaksdossier ZD-002-04” [11] en “AH-361-00” [12] , is de rechtbank van oordeel dat de verdediging dit onderdeel van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de ontnemingsrapportage onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De enkele, niet nader uitgewerkte en niet met documenten, getuigenverklaringen of anderszins onderbouwde, stelling van veroordeelde dat hij deze auto niet heeft gekocht maar heeft gehuurd voor € 25.000, acht de rechtbank in dit kader onvoldoende.”
“Gelet op de inhoud van de ontnemingsrapportage [14] , in onderling verband en samenhang beschouwd met de inhoud van de daarin genoemde processen-verbaal “Zaaksdossier ZD-002-08” [15] en “AH-361-00” [16] is de rechtbank van oordeel dat de verdediging dit onderdeel van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de ontnemingsrapportage onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De enkele, niet nader uitgewerkte en niet met documenten, getuigenverklaringen of anderszins onderbouwde, stelling van veroordeelde dat niet hij maar [getuige 7] deze auto heeft gekocht, acht de rechtbank in dit kader onvoldoende. Dit betekent dat dit verweer geen verdere bespreking behoeft.”
“Gelet op de inhoud van de ontnemingsrapportage [17] , in onderling verband en samenhang beschouwd met de inhoud van de daarin genoemde processen-verbaal “Zaaksdossier ZD-002-05” [18] en “AH-361-00” [19] , is de rechtbank van oordeel dat de verdediging dit onderdeel van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de ontnemingsrapportage onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De enkele, niet nader uitgewerkte en niet met documenten, getuigenverklaringen of anderszins onderbouwde, stelling van veroordeelde dat hij deze auto heeft gekocht voor € 25.000, acht de rechtbank in dit kader onvoldoende. Dit betekent dat dit verweer geen verdere bespreking behoeft.”
“Gelet op de inhoud van de ontnemingsrapportage [20] , in onderling verband en samenhang beschouwd met de inhoud van de daarin genoemde processen-verbaal “Zaaksdossier ZD-002-06 [21] en “AH-361-00 [22] , is de rechtbank van oordeel dat de verdediging dit onderdeel van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de ontnemings-rapportage onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De enkele, niet nader uitgewerkte en niet met documenten, getuigenverklaringen of anderszins onderbouwde, stelling van veroordeelde dat hij deze auto heeft gekocht voor € 10.000 met inruil van een andere auto, acht de rechtbank in dit kader onvoldoende. Dit betekent dat dit verweer geen verdere bespreking behoeft.”
“Gelet op de inhoud van de ontnemingsrapportage [23] , in onderling verband en samenhang beschouwd met de inhoud van de daarin genoemde processen-verbaal “Zaaksdossier ZD-002-09” [24] en “AH-361-00” [25] , is de rechtbank van oordeel dat de verdediging dit onderdeel van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de ontnemingsrapportage onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De enkele, niet nader uitgewerkte en niet met documenten, getuigenverklaringen of anderszins onderbouwde, stelling van veroordeelde dat hij deze auto heeft gekocht voor € 10.000 met inruil van een andere auto, acht de rechtbank in dit kader onvoldoende. Dit betekent dat dit verweer geen verdere bespreking behoeft.”
“Gelet op de inhoud van de ontnemingsrapportage [26] , in onderling verband en samenhang beschouwd met de inhoud van de daarin genoemde processen-verbaal “Zaaksdossier ZD-002-02” [27] , “Zaaksdossier ZD-002-03” [28] , “Zaaksdossier ZD-002-13” [29] en “AH-361-00” [30] , is de rechtbank van oordeel dat de verdediging dit onderdeel van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de ontnemingsrapportage onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De enkele, niet nader uitgewerkte en niet met documenten, getuigenverklaringen of anderszins onderbouwde, stellingen van veroordeelde dat dit drie elkaar opvolgende auto’s zijn, waarin hij niet gelijktijdig heeft gereden, dat hij de eerste Audi A4 heeft gekocht voor € 20.000, dat hij deze later heeft verkocht aan [getuige 3] en met de opbrengst daarvan vermeerderd met € 25.000 een andere Audi A4 heeft gekocht en dat hij later deze tweede Audi A4 met bijbetaling van € 45.000 heeft ingeruild voor de Audi A6, acht de rechtbank in dit kader onvoldoende. Dit betekent dat dit verweer geen verdere bespreking behoeft.”
“Gelet op de inhoud van de ontnemingsrapportage [31] , is de rechtbank van oordeel dat de verdediging dit onderdeel van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de ontnemingsrapportage onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De enkele, niet nader uitgewerkte en niet met documenten, getuigenverklaringen of anderszins onderbouwde, stelling van veroordeelde dat hij enkel de verbouwing van € 300.000 heeft betaald, terwijl [getuige 3] de hypotheek van € 250.000 voor de aankoop van de woning heeft geregeld en betaald, en dat hij met [getuige 3] heeft afgesproken dat hij het huis na de verbouwing van [getuige 3] zou kopen, maar dat dit nooit is gebeurd, acht de rechtbank in dit kader onvoldoende. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat in het vonnis in de strafzaak bewezen is verklaard dat veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van het in de ontnemingsrapportage vermelde bedrag van € 90.000 aan eigen inbreng voor de aankoop van deze woning en het in de ontnemingsrapportage vermelde bedrag van € 338.000 aan bouwkosten. De rechtbank heeft in het vonnis in de strafzaak overwogen dat zij bewezen acht dat de woning aan de [adres 2] is aangekocht door en ten behoeve van veroordeelde en [persoon 4] en dat zij daar ook daadwerkelijk, na een grootschalige verbouwing, zijn gaan wonen, terwijl deze woning op naam van [getuige 3] stond. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier thans anders over te oordelen. Dit betekent dat dit verweer geen verdere bespreking behoeft.”
“Gelet op de inhoud van de ontnemingsrapportage [32] , is de rechtbank van oordeel dat de verdediging dit onderdeel van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de ontnemings-rapportage onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De enkele, niet nader uitgewerkte en niet met documenten, getuigenverklaringen of anderszins onderbouwde, stelling van veroordeelde dat hij de kosten van de verbouwing van deze panden ten bedrage van ongeveer € 100.000 heeft betaald, dat de overige kosten, waaronder de hypotheek, zijn betaald door [getuige 3] en dat hij in dat kader niet een lening van€ 30.000 heeft gefinancierd/betaald, acht de rechtbank in dit kader onvoldoende. Dit betekent dat dit verweer geen verdere bespreking behoeft.”
“Gelet op de inhoud van de ontnemingsrapportage [33] , is de rechtbank van oordeel dat de verdediging dit onderdeel van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de ontnemings-rapportage onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De enkele, niet nader uitgewerkte en niet met documenten, getuigenverklaringen of anderszins onderbouwde, stelling van veroordeelde dat hij de “oude” ontnemingsvordering heeft voldaan van geld dat hij over had van het “oude” strafbare feit, acht de rechtbank in dit kader onvoldoende. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat op grond van de in de ontnemings-rapportage vermelde omstandigheden aannemelijk is dat veroordeelde aan het begin van de ontnemingsperiode niet beschikte over (een significatie hoeveelheid) contant geld. [34] Dit betekent dat dit verweer geen verdere bespreking behoeft.”
“Gelet op de inhoud van de ontnemingsrapportage [35] , in onderling verband en samenhang beschouwd met de inhoud van de daarin genoemde processen-verbaal “ZaaksdossierZD-005” [36] , “AH-362-00” [37] en “AH-337-00” [38] , is de rechtbank van oordeel dat de verdediging dit onderdeel van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de ontnemingsrapportage onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De enkele, niet nader uitgewerkte en niet met documenten, getuigenverklaringen of anderszins onderbouwde, stellingen van veroordeelde dat de reis naar Kroatië tijdig is geannuleerd en de reissom daarom niet is voldaan en dat het openbaar ministerie is uitgegaan van te hoge overnachtingskosten, aangezien hij de hotels vaak ter plaatse boekte en dit veel goedkoper is dan via internet of een reisbureau, acht de rechtbank in dit kader onvoldoende. Dit betekent dat dit verweer geen verdere bespreking behoeft.”
€ 3.028.199.
“Het hof acht op grond van hetgeen in het vonnis is overwogen en de daar vermelde bewijsmiddelen, aangevuld met de hierna genoemde verklaring [van] [getuige 3] , wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan de invoer van 500 kilogram cocaïne. De beslissing van de rechtbank hieromtrent en de rol die de rechtbank aan verdachte heeft toegedicht, als gevolg waarvan hij als medepleger is aangemerkt, is juist.”
“Op grond van deze verklaring van [getuige 3] . in samenhang met de overige genoemde feiten en omstandigheden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] betrokken is geweest bij de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, zij het dat zijn opzet naar uit de verklaring van [getuige 3] blijkt - gericht zal zijn geweest op de invoer van 500 kilogram en niet op de volledige ten laste gelegde hoeveelheid.
Totaal contante uitgaven: € 3.028.199 + € 2.000.000 = € 5.028.199.
€ 7.742.209 -
€ 7.742.209.
De verplichting tot betaling aan de Staat
€ 3.271.662,bestaande uit €3.040.355,99 (geld), € 228.906,63 (goudstaven) en € 2.400 (horloge).
€ 614.582.
“De rechtbank is van oordeel dat door de inbeslagname het wederrechtelijk verkregen voordeel, bestaande uit het geldbedrag van€ 9.375.000 dat veroordeelde heeft betaald voor de inkoop van de cocaïne, feitelijk reeds aan veroordeelde is ontnomen en dat de rechtmatige toestand in financiële zin, voor zover het dit deel van het voordeel betreft, reeds is hersteld. Dat betekent dat, in tegenstelling tot hetgeen namens het openbaar ministerie is betoogd, ook dit bedrag in mindering zal moeten worden gebracht op de betalingsverplichting. De rechtbank vermag immers niet in te zien waarom enerzijds de waarde van de verbeurd verklaarde geldbedragen, goudstaven en horloges wel in mindering gebracht moet worden op de betalingsverplichting, terwijl dat anderzijds niet het geval zou zijn bij goederen die zijn onttrokken aan het verkeer en die evenzeer door de veroordeelde zijn aangeschaft met door misdrijf verkregen gelden. In beide gevallen wordt immers door strafvorderlijk overheidsingrijpen aan de veroordeelde vermogen ontnomen dat hij door het plegen van strafbare feiten heeft verkregen.”
Terug te betalen bedrag € 3.850.965
Conclusie:
€ 3.850.965.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 3.850.965 (driemiljoen achthonderdvijftigduizend en negenhonderdvijfenzestig euro).