Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 30 juni 2022
- de verstekverlening tegen [geïntimeerde]
- de memorie van grieven.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft Wepro Engineering B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, dat op 30 maart 2022 werd uitgesproken. De kern van de zaak betreft de aansprakelijkheid van [geïntimeerde], die als (indirect) bestuurder van de failliete vennootschap Divardy Constructions B.V. wordt aangesproken voor onbetaalde facturen van Wepro. De vennootschap is op 12 maart 2019 failliet verklaard, en Wepro stelt dat [geïntimeerde] persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die zij lijdt door de onbetaalde facturen. Het hof heeft vastgesteld dat Wepro haar eis in hoger beroep heeft gewijzigd, maar dat deze wijziging toelaatbaar is, ondanks het ontbreken van betekening aan de niet verschenen [geïntimeerde]. Het hof heeft de criteria voor bestuurdersaansprakelijkheid besproken, waarbij het uitgangspunt is dat alleen de vennootschap aansprakelijk is, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een persoonlijk ernstig verwijt aan de bestuurder rechtvaardigen. Het hof concludeert dat [geïntimeerde] niet kan worden verweten dat hij op de hoogte was van de onvermijdelijkheid van het faillissement op de eerder genoemde data. Echter, het hof oordeelt dat [geïntimeerde] wel aansprakelijk is voor de schade die Wepro heeft geleden door onbetaalde facturen voor werkzaamheden die kort voor de faillissementsaanvraag zijn verricht. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van een bedrag aan Wepro, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.