Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- het tussenarrest van 31 mei 2022 waarin een meervoudige mondelinge behandeling is bepaald
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 16 november 2022 is gehouden met de daarin vermelde stukken die partijen voor de zitting naar het hof hebben gestuurd
- de brief van 21 december 2022 van mr. Vermaire waarin hij melding maakt van een verschrijving op pagina 6 van het proces-verbaal van de verklaring namens Rabobank gedaan (“regres” terwijl het “verhaal” moet zijn).
2.De kern van de zaak
- voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] onrechtmatig jegens Rabobank heeft gehandeld, onder meer doordat hij als (indirect) bestuurder van Gevi Gorssel heeft bewerkstelligd/toegelaten dat Gevi Gorssel haar contractuele (opeisbare) verplichtingen richting Rabobank als openbaar pandhouder (en daarmee de facto schuldeiser) niet nakwam;
- [geïntimeerde] in verband met zijn onrechtmatig en schadeveroorzakend handelen jegens Rabobank te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan Rabobank ter hoogte van € 3.075.954, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2011 (het moment waarop de onrechtmatige gedragingen van [geïntimeerde] zijn aangevangen), althans vanaf de dag van dagvaarding bij de rechtbank en in alle gevallen tot de dag der algehele voldoening;
- [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank en bij het hof.
3.Het oordeel van het hof
jegens Rabobank. Omdat [geïntimeerde] vóór de openbaarmaking van het pandrecht niet bekend was met de positie van Rabobank kan zij, zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, in die periode niet onrechtmatig jegens Rabobank hebben gehandeld. Voor zover Rabobank doelt op een onrechtmatige daad
jegens ECHheeft zij dat niet onderbouwd in het licht van het feit dat [geïntimeerde] en ECH beiden uitgingen van de rechtsgeldigheid van de rechtshandelingen van 1 december 2011, nog daargelaten de vraag hoe een onrechtmatige daad jegens ECH zou kunnen doorwerken in de verhouding tussen Rabobank en [geïntimeerde] . Het hof volgt Rabobank verder niet in haar onvoldoende onderbouwde stelling dat de mededeling tot openbaarmaking van het pandrecht op 26 april 2012 als ingangsdatum van het onrechtmatig handelen en daarmee van de schade van Rabobank kan worden genomen. Voor zover Rabobank bedoelt dat voor [geïntimeerde] evident en voorzienbaar was dat de rechtshandelingen van 1 december 2011 later vernietigd zouden worden en hij zijn handelingen daarop toen al had moeten aanpassen ontbreekt een voldoende onderbouwing voor die verstrekkende stelling. Eerst op 8 augustus 2012 hebben de curatoren van ECH en Rabobank in een gezamenlijke brief de agiostorting en verrekening van het bedrag van € 38.250.000 op grond van de actio pauliana vernietigd en Gevi Gorssel gesommeerd om de aan Rabobank verpande vordering van € 38.250.000 aan Rabobank te voldoen. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] eerst vanaf dat moment met de mogelijkheid rekening had moeten houden dat deze vernietiging stand zou kunnen houden en hij er dus voor had moeten zorgen dat er bij Gevi Gorssel voldoende verhaalsmogelijkheden bleven bestaan. Door vanaf dat moment niet met een mogelijke vernietiging rekening te houden maar wel te bewerkstelligen/toe te staan dat allerlei (omvangrijke) posten in de rekening-courant bij Gevi International ten nadele van Gevi Gorssel werden geboekt, valt [geïntimeerde] vanaf dat moment een persoonlijk ernstig verwijt te maken en heeft Rabobank daardoor schade geleden. Niet alleen heeft [geïntimeerde] vanaf dat moment toegestaan dat verkoopopbrengsten van paarden die Gevi Gorssel in eigendom had, dekgelden en prijzengelden op de rekening van Gevi International werden bijschrijven, ook heeft [geïntimeerde] toegestaan dat met inkomsten van Gevi Gorssel kosten van Gevi International werden betaald. Alle posten die vanaf 8 augustus 2012 ten onrechte in de rekening-courant ten laste van Gevi Gorssel zijn geboekt, zijn dan ook als schade van Rabobank te beschouwen.
equality of arms-beginsel is in zo’n situatie geen sprake.