Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 30 december 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 31 maart 2016.
2.De feiten
31 december 2012 op € 501.212,-- is gesteld, tegen een rente van 5% per jaar.
3 april 2013 en van 13 februari 2014, de gestelde dividenduitkering van € 300.000,--, de aangifte dividendbelasting van 24 februari 2014 en de betaling van de dividendbelasting op
5 maart 2014 buitengerechtelijk vernietigd en [gedaagde] gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 745.355,--, vermeerderd met rente.
heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven.
3.De vordering
5 %, althans de wettelijke rente vanaf 1 januari 2015, althans 22 april 2015 tot aan de dag van algehele betaling,
€ 300.000,-- heeft plaatsgevonden en de rechtbank oordeelt dat hiervan sprake is geweest:
- voor recht zal verklaren dat de besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van 3 april 2013 en van 13 februari 2014, de dividenduitkering van € 300.000,--, de aangifte dividendbelasting van 24 februari 2014 en de betaling van de dividendbelasting op 5 maart 2014 nietig althans rechtsgeldig vernietigd zijn, dat het dividend derhalve onverschuldigd is betaald en dat dit door [gedaagde] dient te worden terugbetaald, althans
- voor recht zal verklaren dat [gedaagde] op grond van bestuurdersaansprakelijkheid, althans op grond van artikel 2:216 lid 3 BW gehouden is het bedrag van € 300.000,-- terug te betalen aan de curator,
c. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, inclusief de kosten van beslaglegging en de nakosten.
- drie bedragen uit februari 2014 ad in totaal € 9.968,-- ter zake van een privé reis van [gedaagde] naar Curaçao,
- een bedrag van € 55.500,-- ter zake van op 5 maart 2014 door de vennootschap afgedragen dividendbelasting,
- een bedrag van € 127.301,--, zijnde het saldo van een op naam van [gedaagde] staande bankrekening bij de ABN AMRO Bank (NL46 ABNA 0640496164), welke rekening uitsluitend werd gebruikt voor Gevi International.
€ 51.374,--.
Op de overige stellingen van de curator zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.
4.Het verweer
5.De beoordeling
€ 200.000,-- is opgenomen in de als productie 6 door de curator overgelegde grootboekkaart van Gevi International nummer 142170, rekening-courant GCH [gedaagde] jr, maar dit is niet de grootboekkaart die ten grondslag lag aan de vaststelling van het saldo in de gepubliceerde jaarrekening 2012. Deze versie van de grootboekkaarten is immers pas na de vaststelling en de publicatie van die jaarrekening opgemaakt. De curator heeft te dien aanzien gesteld en [gedaagde] heeft niet weersproken dat de gepubliceerde jaarrekening 2012 is samengesteld door Nijhof, de voormalige accountant, dat het grootboek van de rekening-courant verhouding van Nijhof niet beschikbaar is en dat het grootboek, die als productie 6 is overgelegd, is opgesteld door De Jong & Laan, die pas achteraf, in maart 2014, als administrateur is aangesteld. Deze grootboekkaart kan, althans voor het jaar 2012, dan ook hooguit een reconstructie zijn en kan niet ten grondslag hebben gelegen aan de vaststelling van het rekening-courantsaldo van 2012 bij gelegenheid van de presentatie van de jaarrekening 2012 door de directie (zijnde [gedaagde] ) en de vaststelling daarvan door de AVA (zijnde [gedaagde] ) in januari 2014. De grootboekkaart 2012 van De Jong & Laan sluit ook niet aan bij de in de jaarrekening vermelde saldi per 31 december 2011 (€ 240.078,--) en
31 december 2012 (€ 501.212,--), noch bij het saldo van opnames en aflossingen in 2012 ad € 361.134,--.
Mocht dit anders zijn, dan betekent dit nog niet dat het door Gevi International ter zake afgedragen bedrag van € 55.500,-- door [gedaagde] zou moeten terugbetaald aan de curator. De curator heeft immers niet gesteld dat [gedaagde] ter zake van bedoelde afdracht, waarvoor hij als bestuurder van Gevi International opdracht heeft gegeven, een ernstig persoonlijk verwijt treft, zodat interne aansprakelijkheid ex artikel 2:9 BW niet aan de orde is en er geen deugdelijke grondslag aanwezig is om [gedaagde] te veroordelen tot schadevergoeding ter hoogte van voormeld bedrag.
aangevoerd dat dit in mindering moet worden gebracht op het door de curator gevorderde saldo uit hoofde van de rekening-courant. Gelet op dit beroep van [gedaagde] op verrekening zal de rechtbank nog ingaan op de stellingen van de curator dat de besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van Gevi International (hierna: de AVA) van 3 april 2013 en van 13 en 16 februari 2014 nietig zijn.
5.14. De curator heeft ten aanzien van beide besluiten het volgende aangevoerd.
De jaarrekening over 2013 was ten tijde van voormelde besluiten nog niet vastgesteld.
Op 1 december 2011 zijn de aandelen van Gevi Gorssel B.V. (die een gerenommeerde springstal exploiteerde) door Eurocommerce Holding B.V. (hierna: EC Holding) geleverd aan Gevi International. Daardoor bedroeg het resultaat van Gevi International in 2012 ruim € 1,2 miljoen tegen € 154.879,-- het jaar ervoor. De curatoren in het faillissement van EC Holding hebben op 27 augustus 2012 de buitengerechtelijke vernietiging van de aandelenoverdracht ingeroepen. Indien deze buitengerechtelijke vernietiging in rechte stand zou houden, zou de winst over 2012 in één keer verdampen. In de periode waarin de besluiten werden genomen hing het vonnis in de procedure (tussen onder meer de curatoren in het faillissement van EC Holding en onder meer Gevi International) boven het hoofd van Gevi International. Het spreekt voor zich dat een AVA (in dit geval [gedaagde] ) of een bestuur ( [gedaagde] ) in zo’n situatie geen dividend behoort uit te keren en dat degene die de uitkering ontvangt ( [gedaagde] ) redelijkerwijze behoorde te voorzien dat Gevi International na uitkering van dividend niet kon voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, zoals omschreven in artikel 2:216 lid 3 BW. Door het vonnis van de rechtbank Gelderland van
5 maart 2014, waarin werd geoordeeld dat de buitengerechtelijke vernietiging rechtsgeldig was, werd het resultaat van Gevi International over 2012 € 276.999,-- negatief. Na dit vonnis was het faillissement van Gevi International onafwendbaar.
De dividendbesluiten zijn in strijd met artikel 2:216 BW en derhalve nietig.
De dividendbesluiten zijn door [gedaagde] als bestuurder en aandeelhouder vóór de faillietverklaring onverplicht verricht en waarvan hij wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn. Nu deze rechtshandelingen binnen één jaar voor het faillissement zijn verricht is sprake van een rechtsvermoeden ten aanzien van de veronderstelde wetenschap van benadeling aan beide zijden.
Op grond van artikel 34 lid 1 van de statuten van Gevi International staat de winst ter vrije beschikking van de algemene vergadering en kan de vennootschap - op grond van lid 2 van dit artikel - aan aandeelhouders slechts uitkeringen doen voor zover het eigen vermogen groter is dan het gestorte en opgevraagde deel van het kapitaal vermeerderd met de reserves die krachtens de wet moeten worden aangehouden. In lid 3 van dit artikel wordt bepaald dat eventuele uitkering van winst eerst geschiedt na vaststelling van de jaarrekening waaruit blijkt dat zij geoorloofd is.
doenvan interim-dividenduitkeringen, ook al wordt het woord interim daarbij niet gebruikt.
Naar de kennelijke strekking moeten deze besluiten tevens worden geacht te zijn goedgekeurd door de directie ( [gedaagde] ). In deze besluiten wordt immers tevens het besluit genomen
totuitkering. [gedaagde] is immers zowel enig aandeelhouder als enig bestuurder van Gevi International en hij is niet juridisch geschoold.
Dit betekent dat er geen deugdelijke grondslag is om de vordering van de curator te verminderen met een bedrag van € 370.000,--.
31 december 2012 een rente van 5% per jaar verschuldigd. Gesteld noch gebleken is immers dat tussen Gevi International en [gedaagde] na 2012 ter zake afwijkende afspraken zijn gemaakt. Dit betekent dat de door [gedaagde] verschuldigde rente over de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 kan worden gesteld op het door de curator berekende bedrag van € 51.374,--.
€ 501.212,-- een rente van 5% per jaar te betalen vanaf 1 januari 2015 tot aan de dag der algehele vergoeding.
5.160,00(2,0 punten × tarief € 2.580,00)
Indien de curator het vonnis executeert en [gedaagde] in hoger beroep gelijk zou krijgen, bestaat het risico dat [gedaagde] achterblijft met een concurrente vordering op de boedel. Het belang van de curator weegt hier niet tegen op, nu de vordering van de curator is gesecureerd door de door hem gelegde beslagen en op de boedelrekening een saldo staat van ruim € 500.000,--.
Bovendien mag worden aangenomen dat de curator indien hij tot verkoop van aan de aan [gedaagde] toebehorende woning en/of incassering van voormelde vordering, zal overgaan, de opbrengst daarvan zal storten op een geblokkeerde rekening en bedoelde gelden niet eerder zal aanwenden voor de verdeling onder de schuldeisers van Gevi International nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden. Daarbij komt dat op de boedelrekening thans een saldo staat van ruim € 500.000,--. Bij deze stand van zaken is ten aanzien van de curator geen sprake van een restitutierisico.