ECLI:NL:RBGEL:2015:2553

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 april 2015
Publicatiedatum
15 april 2015
Zaaknummer
C-05-265048 - HZ ZA 14-229
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van commissie en schadevergoeding in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak vordert de voormalige indirect bestuurder van Gevi Gorssel, [eiser], commissie op basis van gemaakte afspraken naar aanleiding van de verkoop van paarden die tot de Eurocommerce Stal behoorden. De rechtbank oordeelt dat het bestaan van deze afspraken niet bewezen is en wijst de vordering af. In reconventie vordert Gevi Gorssel schadevergoeding van ruim 2,5 miljoen euro van [eiser] wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur. Ook deze vordering wordt afgewezen. De rechtbank concludeert dat [eiser] als indirect bestuurder niet in strijd heeft gehandeld met zijn verplichtingen, ondanks de structurele verliezen van Gevi Gorssel. De rechtbank wijst op de noodzaak van een zorgvuldige boekhouding en het belang van transparantie in de financiële administratie. De vorderingen van beide partijen worden afgewezen, en de rechtbank compenseert de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behoudens de verklaring voor recht, omdat deze geen executoriale titel oplevert.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/265048 / HZ ZA 14-229
Vonnis van 15 april 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats], [gemeente]
eiser in conventie,
verweerder in reconventie en in het incident,
advocaat mr. N.W.M. van den Heuvel te Breda,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEVI GORSSEL B.V.,
gevestigd te Lochem,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie en in het incident,
advocaat mr. A.J. Tekstra te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Gevi Gorssel genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 september 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 maart 2015
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de akte inbreng producties tevens houdende een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) van Gevi Gorssel.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in de hoofdzaak en in het incident

2.1.
Gevi Gorssel (voorheen Eurocommerce Promotie B.V. genaamd) exploiteerde een gerenommeerde en structureel verlieslatende springstal, onder de naam “Stal Eurocommerce”. Eurocommerce Holding B.V. (hierna: EC Holding) was tot 1 december 2011 enig aandeelhouder van Gevi Gorssel en zuiverde de verliezen van Gevi Gorssel aan. EC Holding maakt deel uit van de Eurocommerce Groep, welke groep zich tot medio 2012 bezig hield met projectontwikkeling. EC Holding heeft ten behoeve van de Rabobank, één van de financiers van de Eurocommerce Groep, een stil pandrecht gevestigd op al haar huidige en toekomstige vorderingen op derden, waaronder groepsvennootschappen.
2.2.
Op 1 december 2011 is tussen EC Holding en Gevi Gorssel een overeenkomst gesloten op grond waarvan de schuld van Gevi Gorssel aan EC Holding van € 38,25 miljoen is weggestreept door verrekening in rekening-courant tegen een agiostorting van
EC Holding in Gevi Gorssel ter grootte van hetzelfde bedrag. Vervolgens heeft EC Holding op dezelfde dag alle aandelen in Gevi Gorssel tegen een koopsom van € 7 miljoen overgedragen aan Gevi International B.V. (hierna: Gevi International), waarvan [eiser] aandeelhouder en bestuurder is. [eiser], die voorheen bij Gevi Gorssel in dienst was als manager, werd hierdoor tevens (indirect) bestuurder van Gevi Gorssel. De verplichting tot betaling van de koopsom is omgezet in een geldlening, af te lossen door Gevi International in zeven jaarlijkse termijnen van € 1 miljoen. Eveneens op 1 december 2011 is tussen EC Holding en Gevi Gorssel een sponsorovereenkomst gesloten waarbij EC Holding zich heeft verplicht om vanaf 1 december 2012 gedurende zeven achtereenvolgende jaren, jaarlijks
€ 1 miljoen aan Gevi Gorssel te betalen.
2.3.
Bij vonnissen van 12 juli 2012 zijn EC Holding en andere tot de Eurocommerce Groep behorende rechtspersonen in staat van faillissement verklaard.
2.4.
Bij vonnis van 5 maart 2014 van deze rechtbank, locatie Zutphen (gewezen onder zaaknummer/rolnummer C/06/133375 HA ZA 12-391 in een procedure tussen de curatoren van EC Holding en de Rabobank als eisers en onder meer Gevi Gorssel en Gevi International als gedaagden) is onder meer voor recht verklaard dat de curatoren in het faillissement van EC Holding de kwijtschelding door EC Holding aan Gevi Gorssel van haar schuld aan EC Holding in rekening-courant ad € 38,25 miljoen, de verkoop en levering van de aandelen in Gevi Gorssel door EC Holding aan Gevi International, de overeenkomst van geldlening tussen EC Holding en Gevi International alsmede de sponsorovereenkomst tussen EC Holding en Gevi Gorssel rechtsgeldig buitengerechtelijk hebben vernietigd als gevolg waarvan (i) de vordering van EC Holding op Gevi Gorssel van € 38.250.000,-- alsmede het pandrecht van de Rabobank op die vordering met terugwerkende kracht tot
1 december 2011 geacht wordt steeds te hebben bestaan, (ii) de aandelen in Gevi Gorssel nimmer zijn overgedragen aan Gevi International en nog immer aan EC Holding in eigendom toebehoren, (iii) de geldlening nooit tot stand is gekomen en (iv) de sponsorovereenkomst nooit tot stand is gekomen.
In dit vonnis (hierna: het Pauliana-vonnis) is Gevi Gorssel veroordeeld om aan de Rabobank te betalen een bedrag van € 38,25 miljoen, vermeerderd met rente.
Gevi International heeft hoger beroep ingesteld tegen het Pauliana-vonnis. Dit hoger beroep is door (de curator van het inmiddels failliete) Gevi International niet doorgezet.
2.5.
De curatoren van EC Holding hebben direct na het Pauliana-vonnis [eiser] geschorst en daarna ontslagen als bestuurder van Gevi Gorssel. Gelijktijdig hebben de curatoren RB Management (in de persoon van de heer [naam]) benoemd tot nieuwe bestuurder van Gevi Gorssel.
2.6.
Op enig(e) moment(en) tussen 1 december 2011 en het uitspreken van het Pauliana-vonnis zijn door of met instemming van Gevi Gorssel het paard California alsmede de dekhengst Vigaro verkocht voor € 2.200.000,-- respectievelijk € 1.450.000,--.
2.7.
Op 7 april 2014 zijn op verzoek van de Rabobank een aantal aan Gevi Gorssel in eigendom toebehorende paarden (inclusief de dekhengst London) door middel van een veiling verkocht. De opbrengst van de veiling bedroeg (exclusief de opbrengst van London) € 2.283.000,--. London heeft bij de veiling € 8.600.000,-- opgebracht.
2.8.
[eiser] heeft bij een ongedateerde brief (productie 2 van [eiser]) jegens [naam]
aanspraak gemaakt op commissie in verband met de hiervoor onder 2.6 en 2.7 vermelde verkopen van paarden. Het verzoek van [eiser] om binnen 1 week een bedrag van
€ 2.556.064,-- te betalen is door [naam] bij e-mail van 6 mei 2014 (productie 4 van [eiser]) van de hand gewezen.
2.9.
[eiser] heeft op 7 mei 2014 ten laste van Gevi Gorssel conservatoir beslag gelegd op in totaal dertig in eigendom aan Gevi Gorssel toebehorende onroerende zaken, dit ter verzekering van verhaal van een door [eiser] gepretendeerde vordering op Gevi Gorssel, welke vordering met inbegrip van rente en kosten voorlopig is begroot op ruim € 3 miljoen.
(productie 7 van Gevi Gorssel).
2.10.
Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2014 is op verzoek van Gevi Gorssel Gevi International in staat van faillissement verklaard. Dit vonnis is door het gerechtshof Amsterdam bij arrest van 16 september 2014 bekrachtigd. Het tegen dat arrest ingestelde beroep in cassatie is door de Hoge Raad bij arrest van 20 februari 2015 verworpen. Het faillissement van Gevi International is daarmee definitief.
3. De vordering in de hoofdzaak in conventie
3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Gevi Gorssel zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.556.064,--, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 8 mei 2014, althans vanaf 20 mei 2014, een en ander met veroordeling van Gevi Gorssel in de kosten van het geding, de beslagkosten daaronder begrepen.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
Hij heeft op 16 maart 2010 met Gevi Gorssel een afspraak gemaakt die inhoudt dat hij bij verkoop van een paard door Gevi Gorssel recht heeft op 8,5% commissie over de koopsom. Bij verkoop van een dekhengst heeft hij recht op 25% commissie over de koopsom minus het aankoopbedrag. De afspraken blijken uit de (als productie 1 overgelegde) brieven van EC Holding (als bestuurder van Gevi Gorssel) aan hem van 16 maart 2010 en 18 maart 2010.
De commissie over de verkoopprijs van California bedraagt € 187.000,--.
De commissie over de verkoopprijs van Vigaro bedraagt (in aanmerking genomen de kostprijs van € 1.100.000,--) € 87.500,--.
De commissie over de opbrengst van de geveilde paarden (exclusief London) bedraagt
€ 194.064,--.
De commissie over de opbrengst van London bedraagt (in aanmerking genomen de kostprijs van € 250.000,--) € 2.087.500,--.
Het totaal van de commissie komt daarmee op € 2.556.064,--.
heeft Gevi Gorssel bij brief van 30 april 2014 - tevergeefs - gesommeerd tot betaling van voormeld bedrag.

4.Het verweer in de hoofdzaak in conventie

4.1.
Gevi Gorssel concludeert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
de vordering van [eiser] zal afwijzen met zijn veroordeling in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf tien dagen na de datum van het in deze te wijzen vonnis, indien betaling van de kosten alsdan niet zal hebben plaatsgevonden.
4.2.
Ook vordert Gevi Gorssel in conventie een verklaring voor recht dat de door [eiser] op 7 mei 2014 onder haar gelegde beslagen onrechtmatig zijn jegens haar en vordert zij opheffing van deze beslagen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,-- voor iedere dag of ieder dagdeel dat [eiser] daarmee in gebreke is. De rechtbank gaat ervan uit dat Gevi Gorssel hiermee heeft beoogd een eis in reconventie in te stellen. Omdat ook [eiser] dit blijkbaar zo heeft opgevat, zal de rechtbank deze vordering als zodanig behandelen.
4.3.
Gevi Gorssel heeft het bestaan van de door [eiser] gestelde commissieafspraken gemotiveerd weersproken. Op dit verweer en de overige verweren van Gevi Gorssel zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.

5.De vordering in de hoofdzaak in reconventie

5.1.
Naast de onder 4.2. bedoelde vordering tot opheffing van de beslagen, vordert Gevi Gorssel in reconventie dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht zal verklaren dat [eiser] jegens Gevi Gorssel als middellijk bestuurder zijn taken niet behoorlijk heeft vervuld in de zin van artikel 2:9 lid 1 BW, in samenhang met artikel 2:10 en 6:162 BW,
b. [eiser] zal veroordelen om aan Gevi Gorssel binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis te betalen een bedrag van € 2.774.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2014,
c. [eiser] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf tien dagen na de datum van het in deze te wijzen vonnis, indien betaling van de kosten alsdan niet zal hebben plaatsgevonden.
5.2.
Gevi Gorssel legt aan haar vorderingen de navolgende stellingen ten grondslag.
[eiser] was zich bewust van het feit dat Gevi Gorssel structureel verlieslatend was. Voor [eiser] als bestuurder van Gevi Gorssel was er geen enkele basis om de verlieslatende bedrijfsvoering voort te zetten. Er was ook geen enkel redelijk vooruitzicht dat Gevi Gorssel wel in staan zou zijn om tot een winstgevende exploitatie te komen op grond waarvan er mogelijkheden zouden ontstaan om de bestaande schuldenlast van ruim € 38,25 miljoen terug te betalen. Na de aandelenoverdracht had [eiser] geen financier meer voor de verliezen. [eiser] had dan ook kort na 1 december 2011 de activiteiten van Gevi Gorssel moeten beëindigen en alle activa moeten verkopen. [eiser] is echter doorgegaan en heeft paarden van Gevi Gorssel verkocht om de exploitatieverliezen te financieren. Voorts heeft [eiser] vanaf 1 december 2011 tot 5 maart 2014 uit de kas van Gevi Gorssel vrijwel alle kosten betaald ten behoeve van Gevi International. Per 5 maart 2014 heeft Gevi Gorssel een vordering in rekening-courant op Gevi International van circa € 2,8 miljoen. Gevi International is failliet. De verwachting is dat concurrente schuldeisers (nagenoeg) niets krijgen betaald op hun vorderingen.
Bij [eiser] hebben het inzicht en de zorgvuldigheid ontbroken die mogen worden verwacht van een bestuurder die op zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult. [eiser] valt een ernstig persoonlijk verwijt te maken in de zin van artikel 2:9 BW. De boekhoudingen van Gevi Gorssel (die geen eigen bankrekening had) en Gevi International bleken volkomen door elkaar te lopen. [eiser] heeft niet voldaan aan de boekhoudverplichting ex artikel 2:10 BW. [eiser] heeft tevens onrechtmatig gehandeld jegens Gevi Gorssel in de zin van artikel 6:162 BW.
heeft in 2013 en 2014 voor Gevi International paarden gekocht en verkocht voor per saldo € 220.000,--. Voorts heeft [eiser] voor Gevi International een wagen gekocht voor
€ 13.500,--. Dit is betaald uit de kas van Gevi Gorssel. Deze transacties zijn geboekt in de rekening-courant tussen Gevi Gorssel en Gevi International. Het is zeer waarschijnlijk dat Gevi International niet in staat is om de rekening-courantschuld (waaronder dit bedrag van in totaal € 233.500,--) terug te betalen. Gevi Gorssel zit daardoor met een (extra) schade ter hoogte van € 233.500,--.
Het voortzetten van stal Eurocommerce heeft in de periode van 1 december 2011 tot eind 2012 € 1.211.000,-- gekost en in 2013 € 305.000,--.
heeft voorts voor € 1.025.000,-- doorlopende kosten die thuishoren bij Gevi International ten laste van Gevi Gorssel gebracht. Een zorgvuldig bestuurder zou deze kosten niet hebben gemaakt en deze kosten ook niet uit de kas van Gevi Gorssel hebben betaald. Daarbij komt dat [eiser] er niet zeker van kon zijn dat Gevi International in staat was om bedoelde gelden terug te betalen. [eiser] heeft als bestuurder van Gevi Gorssel ten onrechte nagelaten om ter zake genoegzame zekerheid te bedingen. Ook dit bedrag maakt deel uit van de rekening-courantvordering van Gevi Gorssel die hoogst waarschijnlijk niet op Gevi International kan worden verhaald.
heeft zichzelf in 2012 een bonus van € 105.000,-- toegekend. Het gepleegde onjuiste bestuur en het betalen van kosten van Gevi International uit de kas van Gevi Gorssel verdragen zich niet met het toekennen van een bonus aan de bestuurder. Gevi Gorssel eist die ten onrechte uitbetaalde bonus terug. Het bedrag van de bonus is opgenomen in voormelde berekeningen.
De totale kwantificeerbare claim wegens onbehoorlijk bestuur bedraagt € 2.774.500,--.
heeft bovendien onbehoorlijk bestuur gepleegd door het op niet-transparante wijze verkopen van 70 paarden, het op dubieuze wijze verkopen van een aantal paarden alsmede het parkeren van gelden op een Duitse bankrekening.

6.Het verweer in de hoofdzaak in reconventie

6.1.
[eiser] concludeert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Gevi Gorssel niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen met haar veroordeling in de kosten van deze procedure, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als Gevi Gorssel deze niet binnen 14 dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis heeft betaald.
6.2.
Op het verweer van [eiser] zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.

7.De vordering in het incident

7.1.
Gevi Gorssel verzoekt dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor de duur van het geding:
a. zal opheffen dedoor [eiser] op 7 mei 2014 ten laste van Gevi Gorssel gelegde beslagen
op de onroerende zaken te Lochem, zoals nader aangeduid in de als productie 7 in het geding gebrachte processen-verbaal van beslaglegging van die datum, met de bepaling dat het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de benodigde schriftelijke instemming van de opheffing van het beslag door [eiser], althans
b. [eiser] zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan [eiser], de op 7 mei 2014 ten laste van Gevi Gorssel gelegde beslagen op te heffen en opgeheven te doen houden, zulks op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 75.000,-- per dag, een gedeelte van een dag voor een gehele dag gerekend, dat [eiser] nalatig blijft in de nakoming van het in deze te wijzen vonnis,
een en ander met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze voorlopige voorziening.
7.2.
Gevi Gorssel legt aan dit verzoek het volgende ten grondslag.
De commissieclaim van [eiser] is in alle opzichten ondeugdelijk. Gevi Gorssel heeft een tegenvordering op [eiser] uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid, die de door [eiser] gestelde vordering ruimschoots overtreft. De beslagen moeten alleen al om die reden worden opgeheven. Gevi Gorssel is als dochter van EC Holding, in het kader van de afwikkeling van de Eurocommerce faillissementen, doende om de onroerende zaken te Lochem te verkopen. De onterechte beslagen zijn daardoor onnodig bezwarend voor Gevi Gorssel. De onderneming van Gevi Gorssel is in het kader van de afwikkeling van de Eurocommerce-faillissementen gestaakt. Het pand waarop beslag rust staat leeg, terwijl er geen geld is voor onderhoud daarvan, zodat het pand steeds verder achteruit gaat en steeds minder courant wordt.
Gevi Gorssel heeft recht en (spoedeisend) belang om te verzoeken om de beslagen bij wege van voorlopige voorziening op te (doen) heffen.

8.Het verweer in het incident

8.1.
[eiser] concludeert tot afwijzing van het verzoek.
8.2.
[eiser] voert daartoe het volgende aan.
Zijn commissieclaim is deugdelijk. Hij heeft zich niet schuldig gemaakt aan kennelijk onbehoorlijk bestuur, zodat Gevi Gorssel geen tegenvordering heeft die zijn vordering overtreft. Het beslag hoeft er niet aan in de weg te staan dat onderhoud aan de onroerende zaken wordt uitgevoerd. Bij een executieverkoop wordt het conservatoir beslag meegenomen in de rangregeling. Bij een eventuele mogelijkheid tot verkoop kan Gevi Gorssel altijd contact opnemen zodat bezien kan worden of de opbrengst apart kan worden gezet.

9.De beoordeling in de hoofdzaak

in conventie

9.1.
Gevi Gorssel heeft het bestaan van de door [eiser] gestelde commissieafspraak gemotiveerd tegengesproken. [eiser] heeft in dit verband een uitdrukkelijk bewijsaanbod gedaan. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen omdat de vordering van [eiser], ook indien veronderstellenderwijze van het bestaan van de gestelde commissieafspraak zou worden uitgegaan, niet voor toewijzing vatbaar is. Hiervoor is het volgende redengevend.
9.2.
[eiser] heeft ter comparitie gesteld dat hij ten tijde van het maken van de commissieafspraak als manager in dienst was bij Gevi Gorssel, waarvoor hij salaris ontving alsmede dat hij in dat kader zeven dagen in de week bezig was met de paarden. De commissie-afspraak is bedoeld als een beloning voor zijn bijdrage aan de verzorging van de paarden en zijn bijdrage aan de waardegroei van de paarden (die werd gerealiseerd door de paarden te laten uitkomen op concoursen) alsmede voor zijn bijdrage aan de verkoopbemiddeling. Desgevraagd heeft hij ter zitting verklaard dat hij in de periode dat hij (indirect) bestuurder en aandeelhouder van Gevi Gorssel was, er in het belang van de onderneming voor heeft gekozen om de commissie waarop hij vanwege de tijdens zijn bestuursperiode verkochte paarden aanspraak kon maken, in de onderneming te laten. Gevi Gorssel heeft in het kader van haar verweer onder meer aangevoerd dat niet voorstelbaar is dat de vermeende commissieclaim nog zou bestaan nadat [eiser] per 1 december 2011 (indirect) bestuurder en aandeelhouder was geworden van Gevi Gorssel, waardoor de gestelde commissieafspraak overbodig werd omdat de volledige opbrengst van verkochte paarden hem daarna toch al ten goede kwam. Het terugdraaien van de aandelenoverdracht van Gevi Gorssel op grond van Pauliana maakt niet dat de vermeende afspraken weer herleven, aldus Gevi Gorssel, die er in dit kader ook op wijst dat [eiser] voor de tientallen paarden die tussen de overdracht van Gevi Gorssel aan Gevi International en begin 2014 zijn verkocht (ook) geen commissie heeft genoten.
9.3.
De gestelde afspraken hadden blijkbaar als achtergrond dat [eiser] in zijn hoedanigheid van werknemer van Gevi Gorssel beloond zou worden in verband met onder meer zijn bijdrage aan de waardestijging van de paarden. Die afspraak maakte daarmee deel uit van zijn beloning. [eiser] is naar aanleiding van het Pauliana-vonnis ontslagen en de verkoop van de bij veiling verkochte paarden (waaronder London), ten aanzien waarvan [eiser] thans aanspraak op commissie maakt, heeft nadien met instemming van dan wel door de Rabobank als pandhouder plaatsgevonden. Op dat moment had hij dus zijn hoedanigheid van werknemer al verloren. Normaliter komt een beloningsaanspraak zoals hier aan de orde, bij het einde van de dienstbetrekking te vervallen. Dit zou anders kunnen zijn indien ter zake aanvullende afspraken zouden zijn gemaakt tussen Gevi Gorssel en [eiser], maar daaromtrent is niets gesteld of gebleken. Ten aanzien van de paarden die zijn verkocht in de periode van het (indirect) aandeelhouder- en bestuurderschap van [eiser] (Vigaro en California), geldt dat voor zover over die periode al een commissie verschuldigd (geweest) zou zijn, het gestelde “in de onderneming laten” van de betreffende commissiebedragen kennelijk moet worden aangemerkt als een informele storting door [eiser] (via Gevi International) in het kapitaal van de vennootschap Gevi Gorssel. In dat geval heeft [eiser] immers in zijn hoedanigheid van (indirect) aandeelhouder en bestuurder besloten een aan hem toekomend voordeel (de gestelde commissie) aan de vennootschap te laten. Dat is een beslissing die niet zonder (nader) aandeelhoudersbesluit ongedaan gemaakt kan worden, ook niet wanneer als gevolg van de vernietiging van de aandelenoverdracht in Gevi Gorssel aan Gevi International de gevolgen van deze (gestelde) beslissing [eiser] niet meer welgevallig zijn. Andere gronden voor het ongedaan maken van bedoelde informele storting zijn gesteld noch gebleken, zodat het ervoor moet worden gehouden dat, indien [eiser] met betrekking tot Vigaro en California destijds al jegens Gevi Gorssel aanspraak kon maken op enige commissie, hij die aanspraak thans niet meer heeft.
9.4.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gevi Gorssel worden begroot op:
- griffierecht € 3.829,00
- salaris advocaat €
6.422,00(2,0 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 10.251,00
in reconventie
9.5.
Vast staat dat [eiser] in de periode van 1 december 2011 tot 5 maart 2014 (indirect) bestuurder is geweest van Gevi Gorssel. Gevi Gorssel stelt dat in die periode sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur door [eiser].
9.6.
Van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling is sprake als geen redelijk denkend bestuurder - onder dezelfde omstandigheden - zo gehandeld zou hebben. Er moet sprake zijn van een ernstig persoonlijk verwijt aan de bestuurder. Bij de beoordeling of daarvan sprake is moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen.
9.7.
De stelling van Gevi Gorssel dat [eiser] kort nadat hij (indirect) bestuurder van Gevi Gorssel was geworden de activiteiten van Gevi Gorssel had moeten beëindigen en tot verkoop van de activa had moeten overgaan, wordt verworpen. Aan het enkele feit dat Gevi Gorssel structureel zwaar verlieslatend was (ter comparitie is door de huidige bestuurder van Gevi Gorssel verklaard dat het daarbij ging om een verlies van 3 tot 4 miljoen per jaar) komt geen doorslaggevende betekenis toe. [eiser] heeft immers onweersproken gesteld dat zijn vader, [eiser] senior, de Stal Eurocommerce enkel voor promotionele activiteiten ten behoeve van Eurocommerce gebruikte en dat hij, [eiser], na verwerving van de Stal Eurocommerce de activiteiten wilde aanpassen, in die zin dat hij de stal wilde verkleinen waardoor geld uit de verkoop van paarden zou vrijkomen en kosten zouden worden verminderd. Daarnaast wilde hij meer inkomsten uit dekgelden gaan genereren en vooral ook de handel in paarden uitbreiden. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat een gunstig ingekocht paard dat met succes in wedstrijden uitkomt, na verloop van tijd met een aanzienlijke winst kan worden verkocht. Deze stelling wordt onderstreept door de verkoop van onder meer het paard London. Ook heeft [eiser], zo is genoegzaam gebleken, na zijn aantreden de kosten van Stal Eurocommerce weten terug te brengen.
Bij deze stand van zaken kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden geoordeeld dat bij voortzetting van Stal Eurocommerce door [eiser] van meet af aan geen enkel redelijk vooruitzicht bestond dat Gevi Gorssel op termijn in staat zou zijn om tot een winstgevende exploitatie te komen. Daaraan doet niet af dat Gevi Gorssel na de aandelenoverdracht geen financier had voor de (tot medio juni 2012) bestaande verliezen. In de visie van [eiser] was immers de schuld die Gevi Gorssel had aan EC Holding uit hoofde van rekening-courant ad € 38,25 miljoen door verrekening met de agiostorting door
EC Holding teniet gegaan. Dit maakte voor [eiser] de uitgangspositie wezenlijk beter dan wanneer deze schuld destijds nog had bestaan. Het feit dat de curatoren van EC Holding in augustus 2012 onder meer de agiostorting buitengerechtelijk hebben vernietigd, maakt een en ander niet anders, nu eerst bij vonnis van 5 maart 2014 is komen vast te staan dat deze buitengerechtelijke vernietiging met recht is ingeroepen. Bij deze stand van zaken kan niet gezegd worden dat geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden de exploitatie van Stal Eurocommerce zou hebben voortgezet. Dat de huidige bestuurder van Gevi Gorssel ter comparitie heeft gesteld dat vereffening van de onderneming bedrijfseconomisch verstandig was geweest, betekent nog niet dat [eiser] een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt dat hij de exploitatie van Stal Eurocommerce heeft voortgezet.
Die slotsom brengt mee dat de schade die door Gevi Gorssel is gekoppeld aan het voortzetten van de exploitatie, bestaande uit de doorlopende kosten van Gevi Gorssel, door haar begroot op een bedrag van € 1.516.000,--, moet worden afgewezen. Een andere grond voor toekennen van die schade is door Gevi Gorssel niet gegeven.
9.8.
Wat betreft het verwijt dat [eiser] geen goede boekhouding heeft gevoerd doordat kosten van Gevi International ten laste van Gevi Gorssel zijn gebracht, terwijl al het betalingsverkeer liep via een op naam van Gevi International staande bankrekening, heeft het volgende te gelden. Volgens artikel 2:10 lid 1 BW is het bestuur verplicht van de vermogenstoestand van de rechtspersoon en van alles betreffende de werkzaamheden van de rechtspersoon, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend.
9.9.
Vast staat dat in de periode waarin [eiser] indirect bestuurder van Gevi Gorssel was, gebruik werd gemaakt van één bankrekening, die op naam stond van Gevi International. Opbrengsten en betaling van kosten van de Stal Eurocommerce van Gevi Gorssel liepen derhalve via de bankrekening van Gevi International. [eiser] heeft ter comparitie verklaard dat ieder paard een eigen naam heeft alsmede dat een administratief medewerkster per paard de opbrengsten en kosten bijhield en registreerde. [eiser] heeft echter tevens verklaard dat slechts één keer per jaar, aan het einde van het jaar, de kosten en opbrengsten van alle paarden boekhoudkundig werden toegerekend aan de entiteit die het aanging. Uit deze gang van zaken kan al aanstonds de conclusie worden getrokken dat de boekhouding van Gevi Gorssel bij lange na niet voldeed aan de hiervoor onder 9.8. geformuleerde maatstaf. Van een bestuurder mag in beginsel worden verwacht dat hij van iedere vennootschap afzonderlijk de boekhouding en administratie zodanig heeft ingericht dat daaruit op ieder moment de rechten en verplichtingen van de desbetreffende vennootschap kunnen worden gekend. Dat is onmogelijk wanneer slechts een keer per jaar een stand van zaken wordt opgenomen. Wanneer men met een aldus ingerichte boekhouding en administratie ook nog eens het betalingsverkeer via één rekening laat lopen, raken de vermogens volledig verstrikt. Dat is eens te meer verwijtbaar in dit geval waarin het zwaartepunt van de ondernemingsactiviteiten bij de vennootschap lag die niet over een eigen bankrekening beschikte. Hierdoor is niet uit te sluiten dat deze vennootschap verplichtingen moet aangaan die zij mogelijk niet volledig kan voldoen (tot dan werden in Gevi Gorssel immers al vele jaren grote structurele verliezen geleden) en valt evenmin uit te sluiten dat het verhaal voor schuldeisers wordt bemoeilijkt. Bovendien zijn met de opbrengsten van Gevi Gorssel blijkbaar ook, zonder dat daartoe enige noodzaak voor haar bestond en zij hier ook geen zekerheid voor bedong, kosten van Gevi International betaald, die zelf nauwelijks inkomsten genereerde. Van dit alles treft [eiser] als indirect bestuurder van Gevi Gorssel een ernstig persoonlijk verwijt. Dat wordt niet anders doordat [eiser] heeft gesteld dat het van meet af aan zijn bedoeling is geweest om Gevi Gorssel en Gevi International met elkaar te laten fuseren. De beoogde fusie is immers niet tot stand gekomen, nog daargelaten dat [eiser] desgevraagd ter zitting ook volstrekt geen duidelijkheid kon verschaffen op de vraag op welke wijze deze fusie dan haar beslag zou hebben moeten krijgen. Onder deze omstandigheden had van [eiser] mogen worden gevergd dat hij niet alleen boekhoudkundig en administratief een scheiding aanbracht tussen Gevi Gorssel en Gevi International maar dat hij als indirect bestuurder van Gevi Gorssel van Gevi International genoegzame zekerheid had verlangd voor de terugbetaling van de in feite door Gevi Gorssel betaalde kosten. De gevraagde verklaring voor recht is daarmee voor toewijzing vatbaar.
Dat brengt met zich dat de overige gronden voor onbehoorlijk bestuur die door Gevi Gorssel onder randnummer 81 van de conclusie van eis in reconventie zijn aangedragen, geen bespreking behoeven.
9.10.
Toewijzing van de gevraagde verklaring voor recht betekent echter niet dat de stelling van Gevi Gorssel dat [eiser] door voor € 1.025.000,-- doorlopende kosten ten laste van Gevi Gorssel te brengen die thuishoren bij Gevi International (zonder het bedingen van zekerheden) onzorgvuldig heeft gehandeld jegens Gevi Gorssel, leidt tot een toewijzing van de gevorderde betaling van voormeld bedrag. Het gerechtshof Amsterdam heeft in zijn arrest van 16 september 2014 inzake het faillissement van Gevi International weliswaar geconcludeerd dat summierlijk is gebleken dat Gevi Gorssel een aanzienlijke opeisbare vordering in rekening-courant op Gevi International heeft, maar het hof heeft niet vastgesteld (en dat behoefde het hof ook niet in het kader van de toets of de rechtbank met juistheid het faillissement van Gevi International had uitgesproken) hoe hoog die vordering is, nog daargelaten dat [eiser] in de procedure die tot laatstgenoemd arrest heeft geleid geen partij was, zodat eventueel daarin vervatte oordelen jegens hem geen gezag van gewijsde hebben. Nu Gevi Gorssel het door haar gestelde totaalbedrag van voor Gevi International betaalde kosten volstrekt niet nader heeft gespecificeerd en met bescheiden heeft onderbouwd, zal zij niet tot nadere bewijslevering worden toegelaten.
9.11.
De stelling dat [eiser] in 2013/2014 ten laste van de kas van Gevi Gorssel “per saldo” voor € 220.000,-- paarden heeft gekocht en verkocht voor Gevi International alsmede een wagen voor € 13.500,-- is door [eiser] gemotiveerd betwist en door Gevi Gorssel niet nader onderbouwd. Met name ook heeft Gevi Gorssel niet uiteengezet hoe dit bedrag zich verhoudt tot haar (gestelde) vordering uit rekening-courant op Gevi International, waaraan zij eveneens vorderingen verbindt. Zij heeft de opbouw van haar vordering (onder meer) ten aanzien van dit bedrag niet duidelijk weten te maken, terwijl dit wel van haar mocht worden verwacht. De vordering tot veroordeling van [eiser] om een bedrag van € 233.500,-- te betalen zal daarom worden afgewezen, zonder dat aan bewijslevering ter zake wordt toegekomen.
9.12.
Met betrekking tot de bonus heeft Gevi Gorssel gesteld dat het gepleegde onjuiste bestuur en het betalen van kosten van Gevi International uit de kas van Gevi Gorssel geen zaken zijn die zich verdragen met het toekennen van een bonus van € 105.000,-- aan [eiser].
Deze stelling treft geen doel.
Het belangrijkste verwijt dat Gevi Gorssel in feite aan [eiser] heeft gemaakt, te weten dat hij niet kort na de aandelentransactie is overgegaan tot het liquideren van de onderneming, wordt door de rechtbank niet overgenomen. In het spoor daarvan is het laten doorlopen van kosten van Gevi Gorssel niet onverantwoord, mede gezien de daar tegenover staande niet onaanzienlijke opbrengsten. Het feit dat [eiser] niet aan zijn boekhoudplicht heeft voldaan en Gevi Gorssel kosten van Gevi International heeft laten betalen (waarvan de hoegrootheid tot nog toe niet vaststaat) zonder het bedingen van zekerheden, leidt, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet tot het oordeel dat het uitkeren van een bonus van
€ 105.000,--, waarvan gesteld noch gebleken is dat die zonder rechtsgrond is uitgekeerd, als een daad van kennelijk onbehoorlijk bestuur dient te worden gekwalificeerd, temeer daar door Gevi Gorssel niet (onderbouwd) is gesteld dat [eiser] hiervan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. In de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie heeft Gevi Gorssel onder randnummer 74 nog een aantal verwijten aan het adres van [eiser] gemaakt, zonder daaraan overigens een of meerdere geldelijke consequenties voor [eiser] te verbinden. Deze verwijten zijn door [eiser] in zijn conclusie van antwoord in reconventie gemotiveerd bestreden. Nu Gevi Gorssel op die verwijten ter comparitie niet verder is ingegaan, kunnen bedoelde verwijten niet dienen ter adstructie van de stelling van Gevi Gorssel dat [eiser] zich ten onrechte voormelde bonus heeft toegekend.
9.13.
Op grond van het vorenstaande ligt de reconventionele geldvordering voor afwijzing gereed.
9.14.
Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, ontberen de door [eiser] ten laste van Gevi Gorssel gelegde beslagen een deugdelijke grondslag. [eiser] heeft niet bestreden dat de door Gevi Gorssel geëxploiteerde onderneming als gevolg van het faillissement van EC Holding is beëindigd en dat Gevi Gorssel als dochter van EC Holding in het kader van de afwikkeling van de Eurocommerce-faillissementen doende is haar onroerende zaken te verkopen. Voldoende aannemelijk is dat verkoop van de beslagen onroerende zaken in het belang is van een voortvarende afwikkeling van de faillissementen van de tot de Eurocommerce groep behorende vennootschappen. Hierbij is mede van belang dat het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde Pauliana-vonnis van deze rechtbank inmiddels jegens Gevi International onherroepelijk is geworden. Het belang bij opheffing van de beslagen is groter dan het belang van [eiser] bij handhaving van de status quo totdat onherroepelijk op zijn vordering is beslist. Daaraan doet niet af de stelling van [eiser] dat bij een eventuele verkoop Gevi Gorssel altijd contact kan opnemen zodat bezien kan worden of de opbrengst apart kan worden gezet. Op dit moment beschikt [eiser] immers nog niet over een executoriale titel, zodat verkoop van onroerende zaken door hem vooralsnog niet aan de orde is. De beslagen moeten worden opgeheven. De rechtbank kan dat zelf doen, zodat [eiser] niet zal worden veroordeeld de beslagen op te heffen.
9.15.
Gevi Gorssel heeft een verklaring voor recht gevorderd dat de door [eiser] gelegde beslagen onrechtmatig zijn jegens haar. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de onderneming van Gevi Gorssel in het kader van de afwikkeling is gestaakt en dat het pand waarop de beslagen onroerende zaken betrekking hebben leeg staat. De beslagen hebben tot gevolg, aldus Gevi Gorssel, dat het pand steeds verder achteruit gaat en steeds minder courant wordt, ook omdat er geen geld is voor het onderhoud daarvan. Dit is door [eiser] niet betwist. Nu derhalve als vaststaand moet worden aangenomen dat Gevi Gorssel als gevolg van de beslagen schade heeft geleden, zal de gevraagde verklaring voor recht worden toegewezen.
9.16.
Omdat partijen in reconventie over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van deze procedure tussen hen worden gecompenseerd als na te melden.
9.17.
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, behoudens de verklaring voor recht, omdat een verklaring voor recht geen voor tenuitvoerlegging vatbare titel oplevert.

10.10. De beoordeling in het incident

10.1.
Nu in de hoofdzaak eindvonnis wordt gewezen, waarbij de beslagen worden opgeheven, heeft Gevi Gorssel geen belang meer bij haar verzoek tot opheffing van de beslagen gedurende de duur van het hoofdgeding.
10.2.
Gevi Gorssel zal worden veroordeeld in de aan de zijde van [eiser] gevallen kosten van het incident. Deze kosten worden op nihil begroot.
11. De beslissing
De rechtbank
In de hoofdzaak
in conventie
11.1.
wijst het gevorderde af,
11.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Gevi Gorssel tot op heden begroot op € 10.251,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van tien dagen na heden, indien betaling van deze kosten niet binnen deze termijn heeft plaatsgevonden, tot de dag van volledige betaling,
11.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
11.4.
verklaart voor recht dat [eiser] als middellijk bestuurder van Gevi Gorssel zijn taken niet behoorlijk heeft vervuld,
11.5.
verklaart voor recht dat de door [eiser] op 7 mei 2014 ten laste van Gevi Gorssel gelegde beslagen onrechtmatig zijn jegens Gevi Gorssel,
11.6.
heft op de door [eiser] op 7 mei 2014 ten laste van Gevi Gorssel gelegde beslagen
op de onroerende zaken te Lochem, zoals nader aangeduid in de door Gevi Gorssel als productie 7 in het geding gebrachte (drie) processen-verbaal van beslaglegging van die datum,
11.7.
verklaart dit vonnis in reconventie - behoudens voor wat betreft de verklaring voor recht - uitvoerbaar bij voorraad,
11.8.
compenseert de kosten van deze procedure aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
11.9.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in het incident
11.10.
wijst het verzoek af,
11.11.
veroordeelt Gevi Gorssel in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk, mr. M.A.M Vaessen en mr. E. Boerwinkel, en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2015.
Th/KH/MV/EB