In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de vennootschap IMMUM'ÂGE EUROPE LTD (IAE) en NEO-RIVER INC. De zaak betreft een stil pandrecht dat IAE heeft verkregen op een vordering van Osata Europe Ltd. op NEO-RIVER. De kern van het geschil draait om de bevoegdheden van de pandhouder (IAE) en de pandgever (Osata) na de vestiging van het pandrecht. De Hoge Raad oordeelt dat de pandhouder, na mededeling van het pandrecht aan de schuldenaar, bevoegd is om in en buiten rechte nakoming van de vordering te eisen en betalingen in ontvangst te nemen. Echter, andere bevoegdheden, zoals het verlenen van kwijtschelding of het treffen van een afbetalingsregeling, blijven bij de pandgever. Dit is in lijn met de wettelijke regeling van het pandrecht, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad bevestigt dat de wetgever bewust heeft gekozen voor deze regeling, waarbij de pandgever de mogelijkheid heeft om belangrijke handelingen te verrichten zonder toestemming van de pandhouder. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van IAE en legt de proceskosten op aan IAE.