Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
2 ALPHONSUS ANTONIUS MARIA SPLIET,wonende te Zutphen,
PAUL FREDERIK SCHEPEL,wonende te Deventer,
PIETER MIEDEMA,wonende te Nijeveen,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 april 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 9 juli 2013
- de conclusie na comparitie van Gevi Gorssel c.s.
- de brief van Gevi Gorssel c.s. d.d. 25 september 2013, waarbij een kleurenkopie van het origineel van productie 18 in het geding wordt gebracht
- de akte uitlating producties van de Rabobank en de curatoren
- het verzoek van Gevi Gorssel c.s. om pleidooi en de afwijzing van dat verzoek door de rechtbank
- de beslissing van de meervoudige wrakingskamer van deze rechtbank van 25 november 2013, waarin het verzoek om wraking van de deze zaak behandelende rechters is afgewezen, met bepaling dat de onderhavige procedure zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend.
2.De feiten
EC Holding op derden, daaronder begrepen haar groepsvennootschappen (onder wie
EC Holding uit hoofde van de verstrekte financiering bedroeg op 30 november 2011 ruim
69 miljoen euro.
In deze overeenkomst is -voor zover van belang- vastgelegd dat aflossing geschiedt in zeven jaarlijkse termijnen van elk € 1.000.000,--, voor het eerst op 1 december 2012. Tevens is bepaald dat Gevi International over de (openstaande) hoofdsom een rente verschuldigd is van 3,5% per jaar.
(vertegenwoordigd door [naam 1] als directeur van Ferdinand Stinger Holding B.V.), zich jegens Gevi Gorssel (vertegenwoordigd door [naam 2]) verbindt om gedurende zeven jaren jaarlijks, voor het eerst op 1 december 2012, een bedrag van € 1.000.000,-- te betalen aan Gevi Gorssel voor door laatstgenoemde te leveren sponsoractiviteiten.
Gevi International een eerste recht van hypotheek gevestigd op alle aan haar in eigendom toebehorende onroerende zaken. De hypotheek strekt tot zekerheid voor de terugbetaling van al hetgeen Gevi International van Gevi Gorssel te vorderen heeft tot een bedrag van
€ 7.000.000,-- (vermeerderd met 40% rente en kosten).
2.16. Bij vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 12 juli 2012 is EC Holding samen met diverse andere tot de Eurocommerce Groep behorende rechtspersonen in staat van faillissement verklaard, met de benoeming van mr. A.A.M. Spliet, mr. P.F. Schepel en
P. Miedema tot curatoren. De vordering van de Rabobank op EC Holding uit hoofde van de verstrekte financiering bedroeg per datum faillissement ruim 68 miljoen euro.
Tevens is Gevi Gorssel gesommeerd om binnen drie dagen de aan de Rabobank verpande vordering (in rekening-courant) van € 38.250.000,-- aan de Rabobank te voldoen. Gevi Gorssel heeft niet aan deze sommatie voldaan.
9 augustus 2012 eigendom is van “Silest B.V.” De Rabobank heeft op 10 augustus 2012 een tweede Injunction Order verkregen. Deze order was gericht tegen Gevi Gorssel c.s.
EC Holding (deels nogmaals) de buitengerechtelijke vernietiging ingeroepen van de hiervoor onder 2.10. tot en met 2.14. vermelde rechtshandelingen.
3.De vordering in conventie
f. zal bepalen dat het in deze te wijzen vonnis na verloop van de hiervoor bedoelde
c. zal bepalen dat het in dezen te wijzen vonnis na verloop van de hiervoor bedoelde
een en ander met hoofdelijke veroordeling van Gevi Gorssel c.s. in de (na)kosten van de
[naam 1] heeft meerdere malen valsheid in geschrifte gepleegd, teneinde (aanvullende) financieringen te verkrijgen (projecten Diana & Vesta, Carlton en Martinez).
€ 38.250.000,-- kwijt te schelden. Het gevolg van deze kwijtschelding is dat de intercompany vordering van EC Holding op Gevi Gorssel alsmede het pandrecht van de Rabobank op die intercompany vordering teniet zijn gegaan.
De aandelentransactie heeft tot gevolg dat de aandelen in Gevi Gorssel niet langer tot het vermogen van EC Holding behoren. De vordering van EC Holding ad € 7.000.000,-- op Gevi International heeft - omdat zij het karakter heeft van een vordering op de koper die de aandeelhouder is van Gevi Gorssel - een achtergesteld karakter ten opzichte van een vordering op haar deelneming. Bovendien is deze vordering ook nog eens niet direct opeisbaar.
De overige zekerheden van de Rabobank zijn onvoldoende om haar vordering op
EC Holding te kunnen verhalen. Door de kwijtschelding is de Rabobank voor een bedrag van € 38.250.000,-- in haar verhaalsmogelijkheden benadeeld.
Aangezien alle op 1 december 2011 verrichte rechtshandelingen onverplicht zijn verricht minder dan één jaar voorafgaand aan de brieven van 8 en 27 augustus 2012, terwijl
Nu de agiostorting minder dan één jaar voor het faillissement van EC Holding heeft plaatsgevonden, zonder dat daartoe op EC Holding enige juridisch afdwingbare verplichting rustte, wordt zowel EC Holding als Gevi Gorssel op grond van artikel 43 lid 1 sub 5 onder a en sub 6 Faillissementswet (Fw) vermoed te hebben geweten (althans te hebben moeten weten) dat de gezamenlijke schuldeisers van EC Holding door de agiostorting zouden worden benadeeld. EC Holding wordt bovendien op grond van artikel 45 Fw vermoed wetenschap van benadeling te hebben gehad, nu de agiostorting om niet heeft plaatsgevonden.
De koopprijs voor de aandelen was bovendien veel te laag, nu de onderliggende onderneming door de agiostorting feitelijk schuldenvrij was gemaakt. Na de agiostorting en verrekening met de rekening-courant veranderde een negatief eigen vermogen van rond
€ 19.500.000,-- in een positief eigen vermogen van rond € 18.750.000,--. De paarden en veulens zijn in de jaarrekening 2010 gewaardeerd tegen historische kostprijs. De marktwaarde is aanzienlijk hoger. Het paard London staat voor € 250.000,-- op de balans, terwijl dit paard - gelet op de indicaties van geïnteresseerde kopers - mogelijk wel
10 miljoen euro (of meer) waard is. Het onroerend goed is - gelet op de door Gevi Gorssel ten gunste van Gevi International gevestigde hypotheek - tenminste 7 miljoen euro waard. De balanswaarde van het onroerend goed is 4 miljoen euro te laag. Het werkelijk vermogen van Gevi Gorssel bedroeg 25 tot 30 miljoen euro en waarschijnlijk nog meer. De koopprijs van 7 miljoen euro was dan ook aanmerkelijk te laag.
Door het samenstel van rechtshandelingen is Gevi Gorssel en daarmee de paardenstal buiten het verhaal van de schuldeisers van EC Holding geplaatst. Hierdoor zijn de schuldeisers benadeeld. Voorts was sprake van samenspanning in de zin van artikel 47 Fw.
EC Holding zijn door het vestigen van de hypotheek benadeeld.
Aan de hypotheek heeft geen vordering van Gevi International op Gevi Gorssel ten grondslag gelegen, althans uit de administratie van Gevi Gorssel is niet van het bestaan van een vordering gebleken. Tegenover het vestigen van de hypotheek heeft geen (gelijkwaardige) tegenprestatie gestaan, althans is deze tegenprestatie niet aan de Rabobank en/of de boedel van EC Holding ten goede gekomen.
De Rabobank en de curatoren zijn ervan overtuigd dat in de verhouding tussen Gevi Gorssel en Gevi International geen daadwerkelijke eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden, althans dat daaraan geen titel ten grondslag ligt. Een en ander is geschied op een moment dat het voor [naam 1] volstrekt duidelijk was dat het doek zou kunnen vallen voor de Eurocommerce Groep, met als geen ander doel dan de paarden buiten bereik van de schuldeisers van de Eurocommerce Groep te brengen.
Tijdens een kort geding zitting van 12 september 2012 in Zutphen hebben alle gedaagden verklaard dat Gevi International eigenaar is van de betreffende paarden. Voor Gevi Gorssel bestond geen juridisch afdwingbare verplichting om aan de paardentransactie mee te werken. Tegenover de eigendomsoverdracht van de paarden heeft geen (gelijkwaardige) tegenprestatie gestaan (er was sprake van een transactie om niet), zodat het voor verhaal vatbare vermogen van Gevi Gorssel is verminderd. De Rabobank en de overige crediteuren zijn ten gevolge van de paardentransactie in hun verhaalsmogelijkheden benadeeld. Gevi Gorssel biedt onvoldoende verhaal voor de vordering van € 38.250.000,-- waartoe de Rabobank als pandhouder jegens haar inningsbevoegd is.
Zowel Gevi Gorssel als Gevi International worden vermoed te hebben geweten dat de Rabobank en de boedel door de paardentransactie zouden worden benadeeld. Ten tijde van deze rechtshandeling was Gevi International bestuurder en enig aandeelhouder van Gevi Gorssel. Ten tijde van de paardentransactie hadden beide vennootschappen één en dezelfde bestuurder, [naam 2]
Voor zover Gevi International heeft bedoeld de paarden in eigendom over te dragen aan Holding Silest, of aan Lest Beheer of aan Siles Beheer (tesamen: Holding Silest c.s.), was Gevi International daartoe als gevolg van de terugwerkende kracht van de buitengerechtelijke vernietiging van de overdracht van de paarden door Gevi Gorssel niet bevoegd, zodat er geen rechtsgeldige eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden.
Indien wel een geldige eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden, kan Holding Silest c.s. haar rechten niet tegenwerpen aan de Rabobank en de curatoren. Holding Silest c.s. was ten tijde van de verkrijging niet te goeder trouw, nu zij - gelet op het feit dat [naam 2] bestuurder is van Gevi Gorssel, Gevi International en Silest Beheer - bekend was met de omstandigheid dat Gevi International de paarden op paulianeuze wijze had verkregen.
De Rabobank en de curatoren hebben de paulianeuze overdracht van de paarden door Gevi International aan Holding Silest c.s. per e-mail van 13 augustus 2012 met recht buitengerechtelijk vernietigd.
4.Het verweer in conventie
5.De vordering in reconventie
€ 50.000,-- per dag dat de Rabobank en de curatoren niet aan deze veroordeling voldoen;
Daarnaast heeft Gevi Gorssel c.s. - kort gezegd - aangevoerd dat de Rabobank zonder enige vordering op Gevi Gorssel c.s. vele beslagen heeft gelegd. De Rabobank heeft aanzienlijke schade aangericht met een negatieve mediacampagne. Wetende dat de juridische grondslag ondeugdelijk althans ten minste wankel was, heeft de Rabobank in Engeland beslagen laten leggen met geen ander doel dan via de media een bepaald beeld te schetsen. Met een beslag op een bankrekening in Duitsland heeft de Rabobank geprobeerd om de bedrijfsvoering van Gevi Gorssel en Gevi International lam te leggen door vrijwel alle beschikbare liquide middelen vast te zetten. De curatoren hebben Gevi Gorssel ernstige schade toegebracht door beslagen te leggen. De Rabobank en de curatoren zijn gehouden de schade te vergoeden die Gevi Gorssel c.s. daardoor heeft geleden. Voorts heeft EC Holding onrechtmatig jegens Gevi Gorssel en Gevi International gehandeld doordat de sponsorovereenkomst niet deugdelijk is nagekomen, waardoor Gevi Gorssel en Gevi International schade lijden. De schade bedraagt tenminste het bedrag dat was betaald indien de overeenkomst deugdelijk zou zijn nagekomen. De schade kunnen Gevi Gorssel en Gevi International verrekenen met enige vordering van EC Holding op hen.
6.Het verweer in reconventie
Onweersproken is dat Gevi International de aandelen in Gevi Gorssel niet van
EC Holding zou hebben overgenomen, indien de rekening-courant schuld van Gevi Gorssel aan EC Holding niet werd kwijtgescholden, de koopprijs niet in termijnen mocht worden terugbetaald en EC Holding niet op zich zou nemen om Gevi Gorssel jaarlijks te sponsoren. Ten aanzien van de kwijtschelding van de rekening-courant schuld, de aandelentransactie, de geldlening en de sponsorovereenkomst is dan ook sprake van samenhangende rechtshandelingen. Bij de beantwoording van vraag of er sprake is van paulianeus handelen, zullen deze rechtshandelingen dan ook niet afzonderlijk, maar als één geheel worden beoordeeld.
7.3. De Rabobank ageert op grond van artikel 3:45 BW en de curatoren ageren op grond van onder meer artikel 42 Fw.
Gevi Gorssel c.s. stelt dat de Rabobank niet naast de curatoren de omstreden rechtshandelingen kan vernietigen omdat in deze sprake is van een exclusieve bevoegdheid van de curatoren die voor de Rabobank de weg van artikel 3:45 BW blokkeert.
De vordering van de Rabobank strekt ertoe om het als gevolg van de kwijtschelding van voormelde schuld teniet gegane pandrecht te doen herleven.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 21 december 2001 (NJ 2005,95), waarnaar Gevi Gorssel c.s. heeft verwezen, kan worden afgeleid dat een individuele schuldeiser in geval van faillissement van haar debiteur geen beroep op de Pauliana kan doen, omdat dit tot de exclusieve bevoegdheid van de curator behoort die de vernietiging van de rechtshandeling inroept ten behoeve van alle schuldeisers. Dit betekent dat de Rabobank niet-ontvankelijk verklaard wordt in zijn vordering, voor zover deze ertoe strekt voor recht te verklaren dat de Rabobank de omstreden rechtshandelingen rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd
Op de curatoren rusten de stelplicht en eventuele bewijslast ter zake.
Zij heeft in dit verband aangevoerd dat eind 2010/begin 2011 gesprekken hebben plaatsgevonden tussen [naam 1] en [naam 2] over overname van de paardenstal door
Gevi International. Volgens Gevi Gorssel c.s. had EC Holding zich vóór 1 december 2011 jegens Gevi International verbonden tot het verrichten van het samenstel van rechtshandelingen als hiervoor onder 7.1. omschreven. Concreet betekent dit dat er vóór
1 december 2011 al sprake moet zijn geweest van een overeenkomst, hetgeen dan in ieder geval een koopovereenkomst voor de aandelen zou moeten inhouden.
28 december 2010 en de door Gevi Gorssel c.s. als productie 12 overgelegde brief (met bijlage) van [naam 2] aan zijn ouders van 5 januari 2011 niet worden afgeleid dat [naam 1] en [naam 2] het er eind 2010/begin 2011 met elkaar over eens waren dat [naam 2] de paardenstal zou overnemen. In de brief van 28 december 2010 maakt [naam 2] zijn moeder immers slechts deelgenoot van zijn wens om de stal te huren en de paarden (op de gepensioneerde paarden na) over te nemen, waarbij hij zijn moeder verzoekt hierover niet met [naam 1] te praten. In de brief van 5 januari 2011 doet [naam 2] aan zijn ouders in wezen hetzelfde voorstel. Ook daarin is van overname van de (aandelen in) de onderneming geen sprake. Wat [naam 1] toen van deze voorstellen vond, is begin 2011 kennelijk niet op schrift gezet.
In de brief van 3 oktober 2011 worden door [naam 1] weliswaar de condities aangegeven waaronder het voor [naam 2] mogelijk moet zijn om de paardenstal over te nemen, maar dat er toen tussen vader en zoon overeenstemming bestond over de overname van de paardenstal onder bedoelde condities, kan uit die brief niet worden afgeleid. In die brief staat immers de passage:
“Als je besluit om tot overname over te willen gaan, zal dit op basis van marktconforme voorwaarden moeten plaatsvinden (…)”.
de (nadelige) gevolgen ervan in onderling verband moeten worden beoordeeld (Hoge Raad 19 december 2008, NJ 2009, 220). Als gevolg van de vier aangevallen rechtshandelingen zijn de verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers in het faillissement van EC Holding slechter dan het geval zou zijn geweest indien die rechtshandelingen achterwege zouden zijn gebleven. Immers, zonder de kwijtschelding van de rekening-courant schuld, zou
EC Holding een (op grond van het bepaalde in artikel 6:140 lid 1 BW) direct opeisbare vordering in rekening-courant van € 38.250.000,-- op Gevi Gorssel hebben gehad. Het verweer van Gevi Gorssel c.s. dat de vordering in rekening-courant geen serieuze vordering is maar moet worden gezien als kapitaalverschaffing, wordt verworpen. Onweersproken is dat de vordering/schuld in rekening-courant rentedragend is (rente 4% per jaar) alsmede dat deze vordering/schuld in de jaarstukken van zowel EC Holding als Gevi Gorssel voorkomt. Dit wekt bepaald niet de indruk dat enkel sprake is van kapitaalverschaffing door
EC Holding aan Gevi Gorssel. Daarbij komt dat de jaarstukken - naar de Rabobank en de curatoren onbetwist hebben gesteld - voorzien zijn van een goedkeurende accountantsverklaring. Het is niet goed denkbaar dat de accountant zijn goedkeuring verbindt aan jaarrekeningen waarin een in feite niet bestaande vordering/schuld is opgenomen. Dat EC Holding jegens Gevi Gorssel nimmer aanspraak heeft gemaakt op aflossing van de schuld in rekening-courant (vermeerderd met de bijgeschreven rente), heeft niet tot gevolg dat geen sprake is van een reële vordering van EC Holding. Bovendien staat in de considerans van de op 1 december 2011 gesloten overeenkomst met betrekking tot de “agiostorting” dat EC Holding een vordering op Eurocommerce Promotie heeft van
€ 38.250.000,-- uit hoofde van een rekening-courant verhouding, zodat dit tussen
EC Holding en Gevi Gorssel vast staat. Als gevolg van de “agiostorting” (en verrekening daarvan met de rekening-courant schuld), raakte EC Holding haar vordering op
Gevi Gorssel (een actiefpost) kwijt. Na de aandelentransactie verdwenen voor de schuldeisers van EC Holding de aandelen in Gevi Gorssel als verhaalsobject. Daarvoor in de plaats kwam een vordering van EC Holding op Gevi International ter hoogte van 7 miljoen euro, welk bedrag in zeven jaarlijkse termijnen van 1 miljoen euro (met rente) diende te worden afgelost. Bedoelde vordering uit hoofde van geldlening heeft bovendien niet tot een reële vermogenstoename van EC Holding kunnen leiden, nu EC Holding zich tevens had verplicht om Gevi Gorssel gedurende zeven jaren jaarlijks te sponsoren met een bedrag van 1 miljoen euro. Dit is een minder gunstige verhaalspositie voor de schuldeisers van
EC Holding dan zonder het samenstel van rechtshandelingen het geval zou zijn geweest.
De benadeling van de schuldeisers van EC Holding is daarmee gegeven. Daaraan doet niet af dat EC Holding als gevolg van de aandelentransactie werd bevrijd van een jaarlijks terugkerende verliesfinanciering van de paardenstal. Dat gegeven versterkte haar vermogenspositie immers niet. Hooguit was geen sprake van een dreigende verdere verslechtering van haar vermogenspositie, zodat van een toename van verhaalsmogelijkheden geen sprake is.
wetenschap van benadeling ten aanzien van het samenstel van rechtshandelingen
de stelling dat ten tijde van het verrichten van de rechtshandeling het faillissement en een tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid door de schuldenaar en ook door degene met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichte waren te voorzien.
Daar waar de omstreden rechtshandelingen hebben plaatsgevonden binnen een jaar voor de faillietverklaring en EC Holding zich niet reeds voor aanvang van deze termijn daartoe had verplicht en er sprake is van een nauwe familierechtelijke relatie tussen [naam 1] en [naam 2], wordt op de voet van artikel 43 lid 1 aanhef en sub 5a Fw vermoed dat de wetenschap van benadeling zowel aan de zijde van EC Holding als Gevi Gorssel en Gevi International aanwezig was ten tijde van het verrichten van de rechtshandelingen.
Het is aan Gevi Gorssel c.s. om dit vermoeden (aan beide zijden) te ontzenuwen.
In de schriftelijke verklaring van [naam 1] van 2 april 2013 (productie 1 van Gevi Gorssel c.s.) stelt [naam 1] - zakelijk weergegeven - onder meer dat de Eurocommerce Groep vanaf 1972 een succesvolle onderneming is geworden die tot en met de laatste balans van 2010 altijd winst heeft gemaakt. De banken hebben vanaf 2006 steeds ruimere financieringen verstrekt aan de Eurocommerce Groep tot 900 miljoen euro toe. De laatste balans van 2010 liet een winst zien van 20 miljoen euro, een omzet van 200 miljoen euro en een eigen vermogen van 235 miljoen euro. De Eurocommerce Groep verkeerde noch in 2010 noch in 2011 in financiële moeilijkheden. De Eurocommerce groep bleek in staat om in de 15/16 maanden vóór 1 oktober 2011 een bedrag van 150 miljoen euro af te lossen op de door ABN aan haar verstrekte financieringen. De andere banken waren daarvan op de hoogte. De Eurocommerce Groep verhuurde circa 70.000 vierkante meter op jaarbasis, waarmee zij haar inkomsten en de mogelijkheden om te verkopen verhoogde. Ondanks dat in de loop van 2011 in algemene zin sprake was van een stilval op de beleggingsmarkt, bleven de banken de Eurocommerce Groep ook in 2011 financieren op risicobasis. Voor november 2011 werden door Rabobank en FGH financieringen toegezegd van het kantorencomplex Diana/Vesta te Amsterdam (35 miljoen euro door de Rabobank) en de Hazenweg te Hengelo (9 miljoen euro door FGH). Ook nadat de Rabobank andere banken had geïnformeerd over discussies tussen haar en [naam 1] in november 2011 en de daarop in december 2011 volgende aangifte bij de politie, heeft NIBC in december 2011 aan de Eurocommerce Groep een financiering van 15 miljoen euro verstrekt. De grote aflossingen op het ABN-krediet in 2011 en het niet doorgaan van verwachte verkopen van topverhuurde producten waren van invloed op de liquiditeitspositie. De Eurocommerce Groep was in de tweede helft van 2011 echter nog steeds in staat om haar verplichtingen tijdig na te komen en [naam 1] behoefde niet te voorzien dat dat anders zou worden. De verslechterende markt dwong de Eurocommerce Groep tot een pas op de plaats. In november 2011 hebben de Rabobank en FGH de door hen gedane financieringstoezegging ingetrokken. Op 15 november 2011 heeft daarover een bespreking plaatsgevonden tussen de Rabobank/FGH en [naam 1] Daarbij werd geconcludeerd dat de komende weken een oplossing gevonden moest worden. Van een opzegging of beëindiging van de relatie door de Rabobank/FGH was toen en ook daarna geen sprake. [naam 1] verkeerde in de veronderstelling dat er een oplossing zou worden gevonden. Er was sprake van een relatie van 40 jaar en de Eurocommerce Groep was de grootste en beste vastgoedklant van Rabobank, waaraan de Rabobank het meeste heeft verdiend. [naam 1] heeft geen beschikking over de administratie. [naam 1] schat dat het boekjaar 2011 zal worden afgesloten met een verlies van 27 miljoen euro, dat het eigen vermogen eind 2011 200 miljoen euro bedraagt en dat er toen liquide middelen bij banken waren voor ongeveer 14 miljoen euro. Veruit de belangrijkste op dat moment niet-opeisbare schulden waren die aan diverse banken voor 635 miljoen euro. Er was geen sprake van een situatie dat de banken de kredietrelatie met de Eurocommerce Groep zouden willen beëindigen.
In 2011 was de Eurocommerce Groep in contact gekomen met Savills / Arab Investments. Het was de bedoeling om een deel van het vastgoed onder te brengen in een nieuw fonds. Door toedoen van de Rabobank is deze deal afgeketst.
Van begin oktober 2011 tot 1 december 2011 bestond voor [naam 1] geen enkele twijfel over het voortbestaan van de Eurocommerce Groep.
7.19. De Rabobank en de curatoren hebben als reactie op dit verweer in de conclusie van antwoord in reconventie (onder randnummer 86 en volgende) het navolgende aangevoerd.
Uit de door Gevi Gorssel c.s. als productie 2 in het geding gebrachte geconsolideerde jaarrekeningen van Ferdinand Stinger Holding (de top holding van de Eurocommerce Groep) over 2010 blijkt dat de Eurocommerce Groep hoofdzakelijk werd gefinancierd met lang vreemd vermogen van circa 635 miljoen euro bij een totaal vermogen van circa 920 miljoen euro. De financiering van het lang vreemd vermogen werd betrokken bij diverse bankinstellingen, waaronder de Rabobank en ABN. Voor de Rabobank financiering gold dat nagenoeg alle Eurocommerce vennootschappen hoofdelijk aansprakelijk waren voor de bankschulden van de andere vennootschappen. Een tekortkoming jegens één van de banken door een deel van de Eurocommerce vennootschappen, zou direct gevolgen hebben voor het voortbestaan van de Eurocommerce Groep en dus ook voor EC Holding. EC Holding was de spil in de groepsfinanciering en zou nimmer stand alone kunnen voortbestaan. In 2010 was ABN één van de voornaamste financiers. De vordering van ABN op de Eurocommerce Groep bedroeg circa 205 miljoen euro. Dat is bijna 1/3e van het totale (lange) vreemd vermogen van Eurocommerce. Als gevolg van het feit dat tussen ABN en de Eurocommerce Groep in 2010 geen overeenstemming kon worden bereikt over een integrale herfinanciering, heeft ABN de financiering bij brief van 1 oktober 2010 (productie 41) opgezegd en moest de vordering ad circa 205 miljoen euro uiterlijk op 13 oktober 2010 integraal worden terugbetaald. De Eurocommerce Groep was daartoe niet in staat omdat zij destijds aan liquide middelen een bedrag van 88 miljoen euro beschikbaar had. De Eurocommerce Groep wist dat uit de - als gevolg van de in 2008 ingetreden crisis op de vastgoedmarkt - steeds moeilijker wordende verkoop van kantoorpanden geen substantiële inkomsten te verwachten waren. ABN was bereid de opeising van het voornaamste deel van de faciliteiten uit te stellen tot uiterlijk 1 oktober 2011, mits de Eurocommerce Groep uiterlijk op 15 december 2010 een bedrag van 30 miljoen zou aflossen en op 1 juli 2011 nog een bedrag van 15 miljoen euro. Deze aflossingen zetten een enorme druk op de liquiditeit van de Eurocommerce Groep. Voor de Eurocommerce Groep was duidelijk dat op 1 oktober 2011 alsnog integrale aflossing aan ABN diende plaats te vinden, dan wel dat er een andere bank gevonden moest worden die de positie van ABN zou willen herfinancieren.
In juli 2011 is de Eurocommerce Groep veroordeeld om in het kader van ontbinding van een koopovereenkomst met betrekking tot vastgoed een bedrag van 10 miljoen euro (vermeerderd met rente en kosten) te betalen aan de koper SEB Immolnvest GmbH (SEB). De Eurocommerce Groep was niet in staat om dat bedrag te betalen. SEB heeft aan de Eurocommerce Groep een laatste betalingstermijn gesteld tot 23 november 2011, bij het verstrijken waarvan executiemaatregelen zijn aangezegd.
Er waren meer problemen. Bij brief van 11 juli 2011 heeft de Rabobank de Eurocommerce Groep geïnformeerd dat niet langer aan de overeengekomen solvabiliteitsratio werd voldaan. De vordering van de Rabobank van circa 69 miljoen euro was per direct volledig opeisbaar. Dit betekende dat de faciliteiten bij de Rabobank ofwel volledig dienden te worden afgelost, of bij een andere bank dienden te worden geherfinancierd. De kredietfaciliteiten bij de Rabobank moesten in ieder geval uiterlijk op 1 februari 2012 volledig zijn afgelost.
De Eurocommerce Groep stond medio 2011 voor de opgave om de gehele schuld aan ABN en de Rabobank te herfinancieren. Bovendien moest de Eurocommerce Groep een uitbreiding van haar kredietfaciliteit van circa 12 miljoen euro zien te verkrijgen teneinde SEB te kunnen betalen. In totaal moest op korte termijn bijna 240 miljoen euro financiering worden aangetrokken. Voor de Eurocommerce Groep was medio 2011 duidelijk, althans had voor haar duidelijk moeten zijn, dat dit voor haar een onmogelijke opgave was en dat bij het uitblijven van herfinanciering het faillissement van de Eurocommerce Groep onafwendbaar was.
Medio 2011, maar in ieder geval op 1 oktober 2011, was het faillissement van EC Holding met daarin een tekort, zowel voor EC Holding (en/of [naam 1]) als voor haar volledige dochter Gevi Gorssel, met een redelijke mate van waarschijnlijkheid te voorzien. Nadat [naam 1] op 15 november 2011 tegenover de Rabobank en FGH (tezamen financierden zij circa 50% van het lange vreemde vermogen van Eurocommerce) had bekend dat hij Rabobank en FGH had opgelicht, heeft de Rabobank de bankrekeningen van de Eurocommerce Groep bevroren en werden nog slechts in bescheiden mate de hoogst noodzakelijke betalingen toegestaan. FGH heeft aangegeven tot opzegging en opeising van het krediet (circa 212 miljoen euro) te willen overgaan. De volledige vordering van ABN ad
Ook andere banken waren niet bereid deze positie te herfinancieren. SEB had beslag gelegd op een belangrijk deel van de panden en bankrekeningen van de Eurocommerce Groep.
Dat [naam 1] besefte dat het water de Eurocommerce Groep tot aan de lippen stond, blijkt uit het feit dat [naam 1] eind november/begin december 2011 een afspraak heeft gemaakt met de advocaat van de Eurocommerce Groep. In december 2011 is besloten tot het voorbereiden van verzoeken tot surseance van betaling voor nagenoeg alle Eurocommerce vennootschappen, waaronder EC Holding.
NIBC had zich lang voor 19 december 2011 jegens de Eurocommerce Groep verplicht om bepaalde gelden ter beschikking te stellen. Het betrof geen nieuwe financiering. NIBC was op 19 december 2011 niet op de hoogte van de werkelijke situatie bij de Eurocommerce Groep. NIBC was destijds - evenmin als de andere banken die de Eurocommerce Groep financierden - op de hoogte van de door [naam 1] gepleegde fraude en de daarop volgende aangifte door de Rabobank en FGH.
De Rabobank en de curatoren hebben met betrekking tot de problemen met het door ABN aan de Eurocommerce Groep verstrekte krediet als producties 41 en 42 brieven van ABN van 1 oktober 2010 en 8 oktober 2010 overgelegd. Uit die brieven blijkt dat ABN het krediet heeft opgezegd en dat met ABN geen overeenstemming is bereikt over herfinanciering. Ook al zou de Eurocommerce Groep van ABN tot 1 oktober 2011 de tijd hebben gekregen om de door ABN verstrekte financiering (ten tijde van de opzegging was dit een derde van de door de banken aan de Eurocommerce Groep verstrekte financiering) geheel af te lossen of te herfinancieren bij een andere bank, moet worden geconstateerd dat de Eurocommerce Groep er op 1 oktober 2011 niet in is geslaagd om het krediet aan ABN integraal af te lossen dan wel bedoelde schuld bij een andere bank te herfinancieren. Ervan uitgaande dat de Eurocommerce Groep tot 1 oktober 2011 nog substantieel had afgelost op de schuld aan ABN, stond op 1 oktober 2011 nog - onweersproken - een bedrag van circa 160 miljoen euro open. De Eurocommerce Groep heeft na 1 oktober 2011 geen aflossingen meer verricht op deze toen onmiddellijk opeisbare aanzienlijke pro resto schuld aan ABN. Vast staat dat [naam 1] op 1 december 2011 nog geen andere bank bereid had gevonden om de schuld aan ABN te herfinancieren.
1 december 2011 ook niet op vertrouwen dat de Rabobank de in februari 2012 aflopende kredietovereenkomst zou continueren.
Het enkele feit dat NIBC op 19 december 2011 een eerder aan de Eurocommerce Groep toegezegde financiering van 15 miljoen euro gestand heeft gedaan, zegt in dit verband niets.
Aannemelijk is dat NIBC, indien zij op de hoogte was geweest van de problemen met de Rabobank, net als de Rabobank, haar eerder gedane toezegging zou hebben ingetrokken. Gevi Gorssel c.s. heeft weliswaar gesteld dat NIBC destijds wel op de hoogte was van het feit dat de Rabobank [naam 1] had beschuldigd van fraude, maar tegenover de gemotiveerde betwisting door de curatoren, heeft Gevi Gorssel c.s. zijn stelling ter zake niet nader geadstrueerd, zodat deze niet aannemelijk is geworden.
7.26. Bij deze stand van zaken moet worden geoordeeld dat [naam 1] op
1 december 2011 met een redelijke mate van waarschijnlijkheid kon voorzien dat de Eurocommerce Groep zou failleren. Daar waar de tot de Eurocommerce Groep behorende vennootschappen jegens de banken hoofdelijk aansprakelijk waren voor de aan de onderscheiden vennootschappen verstrekte kredieten, kon [naam 1] met een redelijke mate van waarschijnlijkheid voorzien dat EC Holding, die de spil in de financiering vormde, ook zou “omvallen” met achterlating van een tekort in het faillissement van EC Holding. Immers, nu de Eurocommerce Groep een groot aantal moeilijk verkoopbare panden in portefeuille had, was voor [naam 1] voorzienbaar dat uitwinning van de zekerheden er niet toe zou kunnen leiden dat uit de opbrengst de extern geleende gelden ad in totaal circa
635 miljoen euro zouden kunnen worden terugbetaald. Aldus is de conclusie dat Gevi Gorssel c.s. er niet in is geslaagd om het vermoeden dat aan de zijde van EC Holding sprake was van wetenschap van benadeling te ontzenuwen.
[naam 2] was alleen geïnteresseerd in paarden en bemoeide zich in het geheel niet met de bedrijfsvoering van de Eurocommerce Groep. [naam 2] had noch in oktober 2011 noch op
1 december 2011 ook maar enige kijk op de bedrijfsvoering van de Eurocommerce Groep dan wel op de specifieke bedrijfsvoering van EC Holding. [naam 2] had (ook) geen enkele indicatie op 1 december 2011, laat staan in de periode daaraan voorafgaand, dat de Eurocommerce Groep in financiële problemen verkeerde.
Gevi International ([naam 2]) kon ten tijde van de handelingen (oktober/december 2011) het faillissement van EC Holding en een tekort daarin niet met een redelijke mate van waarschijnlijkheid voorzien. Dat geldt ook voor de Eurocommerce Groep zelf.
[naam 1] is geen feitelijk beleidsbepaler van Gevi Gorssel en Gevi International en heeft niets van doen met rechtshandelingen tussen deze rechtspersonen.
[naam 2] heeft geen kennis (of wetenschap) van wat [naam 1] op enig moment wel of niet heeft geweten.
Bij de onderhandelingen over de overname van de aandelen en de aanverwante voorwaarden alsmede de formalisering daarvan op 1 december 2011 is nooit gesproken over (of wat betreft [naam 2]) ook maar gedacht aan een faillissement van de Eurocommerce Groep dan wel van EC Holding. Van wetenschap van benadeling is geen sprake.
[naam 2] was tezamen met [naam 1] en zijn zus bestuurder van de STAK, enig aandeelhouder van Ferdinand Stinger Holding B.V. (FSH). Daarnaast hield [naam 2] indirect 25% van de certificaten van de aandelen van FSH. FSH is de topholding van Eurocommerce en de (indirect) 100% aandeelhouder van EC Holding. In feite was Eurocommerce gewoon een familiebedrijf van [naam 1], zijn zoon en dochter. De enig aandeelhouder van FSH (en daarmee het gehele bestuur van de STAK), moet op de hoogte zijn geweest van het reilen en zeilen van de onderneming, waarin zij alle aandelen hield, temeer nu alle bestuursleden van de STAK tenminste 25% van de certificaten van de aandelen bezaten. Het STAK bestuur (en daarmee ook [naam 2]) keurde als enig aandeelhouder van FSH jaarlijks de geconsolideerde jaarrekeningen goed, voerde overleg met de directie van FSH over het te voeren beleid en verleende de directie van de FSH jaarlijks décharge. Het bestuur van de STAK wist, of behoorde te weten, dat de bankfinanciering van de ABN zou aflopen en wist van de overige financiële situatie.
participeerde in 7 projecten die door Eurocommerce werden ontwikkeld. Ten slotte heeft [naam 1] in zijn verklaring aangegeven dat hij zaken die hem persoonlijk betroffen wel met [naam 2] besprak.
[naam 2] was immers medebestuurder van de STAK en indirect aandeelhouder van
EC Holding. Tot 1 december 2011 was [naam 2] medebestuurder van Gevi Gorssel. Uit hoofde van al die functies en de daaraan verbonden taken diende [naam 2] zich te bemoeien met het reilen en zeilen binnen de Eurocommerce Groep. Dit klemt te meer nu door de Rabobank en de curatoren onbetwist is gesteld dat het STAK bestuur als enig aandeelhouder van FSH jaarlijks de geconsolideerde jaarrekening goedkeurde, zodat [naam 2] en dus
Gevi International op de hoogte was van de financiële situatie van de Eurocommerce Groep. Overigens is het volstrekt onaannemelijk dat [naam 2] zich niet interesseerde voor de bedrijfsactiviteiten van de Eurocommerce Groep. Hij participeerde immers via
Gevi International in 7 vastgoedprojecten van de Eurocommerce Groep. [naam 2] moet als medebestuurder van de STAK op de hoogte zijn geweest van de concernfinanciering, waarbij de vennootschappen jegens de banken hoofdelijk aansprakelijk waren voor de schulden van ieder van hen.
kan het niet ontgaan zijn dat in 2011 de vastgoedmarkt op slot zat, hetgeen nadelig was voor de verdiencapaciteit van de Eurocommerce Groep. Om die reden komt geen relevante betekenis toe aan het feit dat de Eurocommerce Groep 2010 nog met winst had afgesloten.
Tijdens de bestuursvergadering van de STAK in juli 2011 moet het voor [naam 1] al duidelijk zijn geweest dat de Eurocommerce Groep niet in staat zou zijn om de openstaande schuld aan de ABN vóór 1 oktober 2011 af te lossen, dan wel deze schuld te herfinancieren, omdat het door de zorgelijke situatie op de vastgoedmarkt voor de Eurocommerce Groep niet mogelijk was om een andere financier te vinden. Niet aannemelijk is dat een en ander niet ter sprake zou zijn gekomen tijdens die bijeenkomst van de bestuurders van de STAK in juli 2011. Nog minder aannemelijk is dat [naam 1] zijn zoon kort vóór 1 december 2011 niet op de hoogte zou hebben gesteld van de met de Rabobank gerezen problemen, die zeer serieus waren, zodat [naam 2] moet hebben begrepen dat problemen met de financiering van de Eurocommerce Groep ook het voortbestaan van EC Holding direct in gevaar zouden brengen.
Gevi Gorssel c.s. is er niet in geslaagd om het vermoeden dat aan de zijde van Gevi International sprake was van wetenschap van benadeling te ontzenuwen.
De ter zake door de curatoren gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
1 december 2011 tot 29 augustus 2012, alsmede met de wettelijke rente over de periode vanaf 29 augustus 2012 tot de dag der algehele voldoening. Gelet op het verweer van Gevi Gorssel c.s. dat op dit moment de vordering van de Rabobank op EC Holding minder bedraagt dan evengemeld bedrag, gaat de rechtbank ervan uit dat de Rabobank een eventueel surplus uit de opbrengst zal betalen aan de curatoren. Het verweer van Gevi Gorssel c.s. staat bij deze stand van zaken dan ook niet in de weg aan toewijzing van dit onderdeel van de vordering.
Pauliana II
1 december 2011 voor Gevi International (lees: [naam 2]) het faillissement van de Eurocommerce Groep, en daarmee van EC Holding, en een tekort in het faillissement van EC Holding met een redelijke mate van waarschijnlijkheid te voorzien. Wetenschap van benadeling bij Gevi Gorssel (dat is voldoende nu het onweersproken gaat om een rechtshandeling om niet) is daarmee gegeven. Die wetenschap bestond derhalve ook op
26 januari 2012 toen het hypotheekrecht werd gevestigd, nu gesteld noch gebleken is dat de financiële situatie van de Eurocommerce Groep in de tussenliggende periode is verbeterd.
De curatoren hebben de vestiging van de hypotheek met recht buitengerechtelijk vernietigd.
De Rabobank en de curatoren hebben de authenticiteit van deze vaststellingsovereenkomst niet bestreden.
Op grond van de vaststellingsovereenkomst behoren de paarden, voor zover niet aan derden verkocht, toe aan Gevi Gorssel en zijn die paarden - als gevolg van de vernietiging van de kwijtschelding van de rekening-courantschuld - nog steeds verhaalsobject voor schuldeisers van EC Holding en is van benadeling van die schuldeisers geen sprake (meer).
Gevi Gorssel heeft in deze niet het standpunt ingenomen dat Gevi International het paard Vigaro buiten haar medeweten en toestemming heeft verkocht, zodat er in deze van wordt uit gegaan dat de transactie de instemming van Gevi Gorssel had. Op grond van hetgeen hiervoor onder Pauliana I is overwogen, was voor Gevi Gorssel en Gevi International ten tijde van deze transactie het faillissement van de Eurocommerce Groep, en daarmee van
EC Holding, en een tekort in het faillissement van EC Holding met een redelijke mate van waarschijnlijkheid te voorzien. Gevi Gorssel en Gevi International wisten dan wel behoorden te weten dat door deze transactie, waarvan de opbrengst op een Duitse ten name van Gevi International gestelde bankrekening is gestort, de schuldeisers van Gevi Gorssel (de Rabobank en EC Holding) zouden worden benadeeld. Dit is onrechtmatig jegens de Rabobank en de boedel van EC Holding.
Het enkele feit dat - naar de Rabobank en de curatoren hebben gesteld - [naam 2] in het FEI register (waarvan een uittreksel door de Rabobank en de curatoren als productie 28 is overgelegd) de tenaamstelling van ten minste 10 paarden heeft laten wijzigen, waardoor die paarden op naam kwamen te staan van “Silest B.V,”, leidt dan ook niet tot de conclusie dat daarmee is aangetoond dat “Silest B.V” (een volgens de Rabobank en de curatoren niet bestaande vennootschap) eigenaar van die paarden is geworden.
Ten aanzien van Holding Silest, Lest Beheer en Siles Beheer, hebben de Rabobank en de curatoren onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat één of meer van die vennootschappen eigenaar van bedoelde paarden is geworden.
De onder Pauliana IV geformuleerde vorderingen komen niet voor toewijzing in aanmerking.
De vorderingen worden, voor zover deze zijn gericht tegen Holding Silest, Lest Beheer en Siles Beheer wegens ondeugdelijke grondslag afgewezen.
beslagkosten
Processen-verbaal van de beslagleggingen zijn niet overgelegd. Daar waar blijkens de specificatie van de deurwaarder ook sprake is van conservatoire derdenbeslagen, die
- zo volgt uit die specificatie - zijn gelegd vóór het instellen van de eis in de hoofdzaak, hadden ook de exploten van betekening van een afschrift van de dagvaarding aan de derdenbeslagenen moeten zijn overgelegd. Die betekening is op straffe van nietigheid van bedoelde beslagen vereist (artikel 721 Rv). Bij gebrek hieraan kan de rechtbank niet beoordelen of bedoelde derdenbeslagen rechtsgeldig zijn.
Aan dit alles doet niet af dat Gevi Gorssel en Gevi International geen verweer hebben gevoerd tegen de overgelegde kostenspecificaties en meer in het bijzonder tegen de stelling van de Rabobank en de curatoren dat de totale kosten van alle beslagen vooralsnog worden begroot op ten minste € 30.000,--.
8.027,50(2,5 punten × tarief € 3.211,00)
19 maart 2010, LJN: BL1116, voor toewijzing vatbaar als na te melden.
De Rabobank en de curatoren hebben geen belang bij uitvoerbaarheid bij voorraad van het te wijzen vonnis. Het belang van Gevi Gorssel en Gevi International bij handhaving van de status quo totdat in hoger beroep over de vorderingen is beslist, is groot. Zowel het opeisen van de vordering in rekening-courant als een teruglevering van de aandelen in Gevi Gorssel zal voorzienbaar tot het faillissement van Gevi Gorssel en Gevi International leiden. Gezien de onafwendbare gevolgen en de concrete bedreiging voor de continuïteit van de bedrijfsvoering en de belangen van de werknemers van de vennootschap dient het belang van Gevi Gorssel en Gevi International te prevaleren.
EC Holding weegt in deze zwaarder dan het belang van Gevi Gorssel en Gevi International bij behoud van de paardenstal en het belang van de werknemers van Gevi Gorssel en Gevi International bij behoud van hun baan. Aannemelijk is dat ten aanzien van een aantal paarden een verkoop op korte termijn tot een hogere opbrengst zal kunnen leiden dan in het geval waarin met verkoop wordt gewacht totdat dit vonnis onherroepelijk zal zijn geworden.
Bovendien mag worden aangenomen dat de curatoren indien zij tot verkoop van aan Gevi Gorssel en Gevi International toebehorende vermogensbestanddelen zullen overgaan (waarbij in het bijzonder maar niet alleen aan de paarden van Gevi Gorssel wordt gedacht), de opbrengst daarvan zullen storten op een geblokkeerde rekening en bedoelde gelden niet eerder zullen aanwenden voor de verdeling onder de schuldeisers van EC Holding dan nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden. Bij deze stand van zaken is het bestaan van het door Gevi Gorssel en Gevi International ten aanzien van de curatoren gestelde restitutierisico niet aannemelijk.
Gevi Gorssel en Gevi International hebben weliswaar gesteld dat ten aanzien van de Rabobank geldt dat toewijzing van de vordering het belang van Gevi Gorssel en Gevi International geweld aandoet, omdat de hoogte van de door de Rabobank op EC Holding gepretendeerde restantvordering nog niet vast staat, maar dit betoog is - gelet op hetgeen hiervoor onder 7.34. is overwogen - onvoldoende om ten aanzien van de ten gunste van de Rabobank uitgesproken veroordeling tot betaling de uitvoerbaarverklaring bij voorraad achterwege te laten.
Gevi International als gevolg van die beslagen hebben geleden en nog zullen lijden. Gesteld noch gebleken is dat de gelegde beslagen onnodig in omvang zijn en dat de belangen van de Rabobank en de curatoren met minder omvangrijke beslagen voldoende gewaarborgd zouden zijn.
7.65. De reconventionele vorderingen zullen dan ook alle worden afgewezen.
Bij gebrek aan een wettelijke grondslag zal hoofdelijke veroordeling in de proceskosten achterwege blijven.
8.De beslissing
Gevi Gorssel van haar schuld aan EC Holding in rekening-courant ad € 38.250.000,-- (de “agiostorting”), de verkoop en levering van de aandelen in Gevi Gorssel door EC Holding aan Gevi International, de overeenkomst van geldlening tussen EC Holding en Gevi International alsmede de sponsorovereenkomst tussen EC Holding en Gevi Gorssel rechtsgeldig buitengerechtelijk hebben vernietigd als gevolg waarvan (i) de vordering van EC Holding op Gevi Gorssel van € 38.250.000,-- alsmede het pandrecht van de Rabobank op die vordering met terugwerkende kracht tot 1 december 2011 geacht wordt steeds te hebben bestaan, (ii) de aandelen in Gevi Gorssel nimmer zijn overgedragen aan Gevi International en nog immer aan EC Holding in eigendom toebehoren, (iii) de geldlening nooit tot stand is gekomen en (iv) de sponsorovereenkomst nooit tot stand is gekomen,
8.2. veroordeelt Gevi Gorssel om tegen kwijting aan de Rabobank te betalen een bedrag van € 38.250.000,00 (achtendertig miljoen tweehonderdvijftig duizend euro), vermeerderd met de contractuele rente van 4% per jaar over voormeld bedrag met ingang van 1 december 2011 tot 29 augustus 2012, alsmede met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over voormeld bedrag vanaf 29 augustus 2012 tot de dag van volledige betaling,
€ 75.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat Gevi International in gebreke blijft aan één van de hiervoor onder 8.3. geformuleerde veroordelingen te voldoen, dit tot een maximum van € 10.000.000,--,
€ 75.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat Gevi International in gebreke blijft aan de hiervoor onder 8.7. geformuleerde veroordeling te voldoen, dit tot een maximum van
€ 10.000.000,--,
te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over voormeld bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot aan de dag van volledige voldoening indien betaling binnen voormelde termijn uitblijft,