Uitspraak
in eerste aanleg: verwerende partij,
1.Het geding in eerste aanleg
2.2. Het geding in hoger beroep
- de bij formulieren van 23 juni 2022 en 22 september 2022 door [verzoeker] toegezonden producties X, Y en Z;
3. De feiten
“
Bedankt voor het signaal wat je met je mail aan hebt gegeven.
1. De ouders van [verzoeker] zijn 2 x gebeld door iemand die informatie gaf over de situatie.
De re-integratie-inspanningen van de werkgever zijn voldoende.”
4.Het verzoek aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
- een beschrijving van de tekortkomingen van de werknemer,
Uit het gesprek begreep ik dat [verzoeker]( [verzoeker] , hof)
geen conflict ervaart, zover bekend wordt dit ook niet door [naam2] ervaren.”In de e-mail van [naam3] van Raadsheeren aan [verzoeker] van10 mei 2021 staat onder meer: “
Na aanleiding van het gesprek van 29 april zijn wij van mening dat er van ons uit geen arbeidsconflict is. Wij hadden dat eerder al in het gesprek met [naam4] al aangegeven en daarop heb jij ook aangegeven dat er ook door jou geen arbeidsconflict ervaren wordt.”Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [naam3] desgevraagd verklaard dat het kantelpunt was, dat wil zeggen het moment dat de verhouding zodanig verstoord was geraakt dat je niet meer verder kon, toen zij er bij de mediation niet uit zijn gekomen. Daarmee lijkt het erop dat de verhouding eerder niet verstoord was, terwijl een mediation eerst pleegt te worden ingezet om een verstoorde verhouding te herstellen. Daarvan was hier kennelijk geen sprake. Dat de verhouding door het stopzetten van de mediation, naar het hof begrijpt op of na 13 oktober 2021 ernstig en duurzaam wordt verstoord, ligt daarmee evenmin voor de hand. Dat de bedrijfsarts heeft geconstateerd dat er sprake was van een arbeidsconflict kan Raadsheeren niet baten. Juist de bedrijfsarts heeft meermaals aangedrongen op een gesprek en op mediation, terwijl de aanwezigheid van een arbeidsconflict niet (automatisch) betekent dat de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam is verstoord.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [verzoeker] zullen tot aan de bestreden beschikking worden vastgesteld op € 128,- voor griffierecht en op € 1.126,- voor salaris gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten, € 563,- per punt).
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [verzoeker] zullen tot aan deze beschikking worden vastgesteld op € 343,- voor griffierecht en op € 2.228,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten, tarief II in hoger beroep).